| |
Dat 9. capittel.
Van't coninghrijck ende 't landt Cambaja.
Het land van Cambaja is het vruchtbaerste in gheheelGa naar margenoot+ Indien, ende van daer provideert ende voorsiet met alle die omligghende plaetsen van alle nootdurft ende lijftochten, waeromme daer een groote handel ghedreuen wordt, so wel vande inwoonders als andere Indianen ende naebueren, als oock van die Portugesen, Persianen, Arabien, Armenien, etc. Den coningh onderhoudt de wet van Machomet, maer het meeste volck, ingheboren Ga naar margenoot+ende inwoonders, ghe ‖ naemt Gusarates ende Baneanem, Ga naar margenoot+onderhouden de wet van PitagorasGa naar voetnoot2), ende zijn die subtijlste ende duertrapste coop-lieden van gheheel Indien, wiensGa naar voetnoot3) figuren ende conterfeytsels staen by die van Indien, met eenGa naar margenoot+ verclaringe van haer leven, ceremonien ende usansien, als wy op zynen tijt ende plaetse sullen verhalen.
So is dan het landt van Cambaja seer abondant van alle lijftochten, als coren, rijs, erweyten ende andere dierghelijcke greynen, desghelijcks van botter, olye, soo datse alle die omligghende contreyen daer met gerieven. Daer wort ghemaeckt uytermaten
| |
| |
veel cattoene lywaet van veelderley soorten, wiens namen zijn dese: cannequins, boffetas, iorijns, chautares, cotoniasGa naar voetnoot1), dat zijn ghelijck cannefassen, om seylen ende ander sacken af te maken, ende noch veel ander soorten, ende seer goeden coop; zy makent so fijn, datmender geenen draet aen mach kennen, ende dat het alle Hollandts leywaet te bouen gaet in fynicheyt.
Zy maken ooc veel tappetten, diemen noemt alcatiffas, maer en zijn so fijn noch so goet niet als die van Persien over Ormus comen. Ga naar margenoot+Een ander soorte van slechte tapetten, diemen noemt banquaysGa naar voetnoot2), zijn by naest als die ghestreepte lakens uyt Schotlandt, dienende om over kisten en koffers te leggen, dan dekens tot bedden, diemen noemt godorijns colchasGa naar voetnoot3), zijn seer net ende fray, ghestickt van zyde, ende oock van cattoen, van alle coleuren ende sticksel, pavellioenenGa naar voetnoot4) van veelderley soorten ende coleuren, persintosGa naar voetnoot5), dat zijn bintsels ofte banden, daermen die Indiaensche bedtstede mede bint ende toerijcht, om 'tbedt op te legghen, alderhande bedtsteden, Indiaensche vrouwen stoelen, ende ander ‖ dierghelijckeGa naar margenoot+ snuysterye, seer fray ghewrocht, ende overdeckt ende becleet met lack van alle coleuren, oock lustighe ticktacberden ende schyven van yvooren been, ende schilden van schilt-padden gewrocht ende ingeleyt, seer meesterlic ende cunstigh, veel fraye
| |
| |
signetten ende ringen, ende ander curieusheyt van yvooren endeGa naar margenoot+ zeepeerden tanden, oock van alambarGa naar voetnoot1) ofte bornsteen, dieder seer veel is. Heeft ooc een soorte van bergh-cristal, waer van zy maken veel signetten, knoppen, vijftighenGa naar voetnoot2) ofte pater-nosters, ende andere duysentGa naar voetnoot3) dinghen ende frayigheden. Heeft veelderley edel ghesteenten, als espinellenGa naar voetnoot4), robassemGa naar voetnoot5), granadis, iasinten, amatisten, griselitenGa naar voetnoot6), olhos de gato, dat zijn katten oogen ofte agatos, veelderley steenen van yaspis, diemen noemt bloet ende melck-steenen, ende ander soorten, oock veelerley medecynen, als amfion ofte opium, camfora, bangueGa naar voetnoot7), sandalen hout, waer van op zijn plaets in 't particulier byde speceryen ende vruchten van Indien mentie sal maken, alluijn, stocksuyker endeGa naar margenoot+ ander waren, die my niet en ghedencken, ende te langh soude vallen alles te verhalen, ende oock het annilGa naar voetnoot8) ofte indigo, wast alleenlick in Cambaja, en wordt daer bereyt ende toeghemaeckt, ende van daer over al die gheheele werelt ghevoert, waer van oock volghen sal; ende hier mede genoech van Cambaja, en wil voorts vervolghen mynen wegh.
Ten eynde 'tlandt van Cambaja begint Indien ende het landt Decam ende CuncamGa naar voetnoot9), ende die custe, te weten den inwijck binnewaerts, aen die zyde van Indien, streckende van Cambaja tot die custe van Indien, alwaer den selfden inwijck zijn beghinsel heeft, welcke custe loopt westwaerts z.w. ten z.Ga naar voetnoot10) tot het Ga naar margenoot+eylandt, ghelegen aen die custe ofte incompst vanden selfden inwijck, genaemt Insula (das Vaquas)Ga naar voetnoot11), ligghende op 20. graden, op welcke hooghte ende contrye op't vaste landt leyt oock die
| |
| |
stadt ende fortressen DamanGa naar voetnoot1), die van die Portugesen bewoont ‖ wert ende onder haer subjectie is, ende leyt vande stadtGa naar margenoot+ Diu oost ten zuyden 40. mylen.
|
-
margenoot+
- Verclaringhe, dat Cambaya principael voestersche van d'omliggende landen is, genietende derhalven van verscheyde natien grooten handel.
-
voetnoot2)
- Van Linschoten bedoelt dat zij geen dierlijk voedsel gebruiken, evenals de Pythagoraeers; hij heeft zeker gevolgd Garcia da Orta, Coloquios II, 342, waar gezegd wordt van de Banianen: ‘welke degenen zijn die de gewoonte van Pythagoras geheel onderhouden.’
-
margenoot+
- Desen coningh met zijn ghesin houden Machomets wet, maer de meeste inwoonderen volgen Pitagoras regel.
-
voetnoot1)
- ‘Cannequin’ komt voor in een Memorie van 1603 (in Rouffaer-Juynboll, De Batik-kunst in N. Indië, Bijl. III, p. XXV) als ‘canykyn, Port. canequim’; in oude Portugeesche documenten (bijv. Lembrança das cousas da India van 1525, pp. 48, 56) als ‘quamdaqui’. In het Tag. luidt het ‘kandakin’; in het Tam. ‘kaṇḍāngi’.
‘Boffeta’, Perzisch ‘bafta’ geweven. Een soort van Calico. Kwamen zeer veel voor in het N.W. van Voor-Indië. Deze doeken kwamen zowel beschilderd als wit voor. Zie H. Terpstra: De opkomst der Westerkwartieren van de O.I.C. p. 19, 50, 167, 223; P. van Dam: Beschryvinge II I p. 823. ‘Jorijn’; lijkt een Port. verbastering van ‘s'awuli’; zie blz. 42, noot 2. ‘Chautar’; zie Rouffaer-Juynboll, op c. p. XXV, waar ook de bijvorm soutar vermeld wordt. ‘Cotonia’ komt voor in oude Portugeesche documenten, en als cuttannee bij Milburn, Oriental Commerce, 1813. Door Port. schrijvers in verschillende betekenis gebruikt. 't Zijn geweven doeken van katoen, linnen of zijde. Men verstaat er thans onder een weefsel van zijde en katoen. Zie over de genoemde stoffen ook noot 2 p. 60 deel I van de Engelse vertaling.
-
margenoot+
- Beschryvinghe der commoditeyten deses landts, zijnde boven maten fijn ende constigh ghewrocht.
-
voetnoot2)
- ‘Banquay’; volgens Col. Yule (in de Engelsche vertaling, noot I, p. 61) bānki, z.v.o. bank-bekleeding, van Mahratsch en Hindustāni bānk, ontleend aan Port. ‘banco,’ bank. Onzeker.
-
voetnoot3)
- Hindustāni ‘gudri’; 't Port. ‘colcha’ is uit Lat. ‘culcita’ = kussen, peluw, matras.
-
voetnoot4)
-
Dit woord kan behalve tent ook betekenen baldakijn of verhemelte, b.v. over een bed.
-
voetnoot5)
- Lees ‘Percintas’, meervoud van Port. ‘percinta’, band.
-
margenoot+
- Noch van verscheyden fraye commoditeyten ende edel gesteenten deses landts.
-
voetnoot1)
- Port alambre, Spaansch alambar, uit Arab. al-'abnar; vgl. Dozy-Engelmann Glossaire p. 188.
-
voetnoot2)
- D.i. de vijftig kralen van een paternoster of rozenkrans.
-
margenoot+
- De costlijcke coopmanschap indigo wert in Cambaya bereyt, ende door al de werelt vervoert.
-
voetnoot8)
- Port. anil, Spaansch añil, uit Arab. an-nir, en dit uit al, lidwoord,
en Skr. nila; vgl. Dozy-Engelmann, Glossaire p. 196. Vgl. Hobson-Jobson, s.v. Anile. Onjuist de bewering dat indigo alleen in Cambaya groeit.
-
voetnoot9)
- Dekkhan en Konkan, Skr. Konkana; 't eerste 't hoogland; het tweede 't Westkustland.
-
voetnoot10)
-
Onjuiste richting, ook op Linschoten's kaart; de kust loopt inderdaad ongeveer Noord-Zuid.
-
voetnoot1)
-
Eigenaardig, dat het belangrijke handelscentrum Suratte niet genoemd wordt, dat Linschoten in Goa toch wel kon leren kennen.
|