Itinerario, voyage ofte schipvaert naer Oost ofte Portugaels Indien 1579-1592. Eerste stuk
(1955)–Jan Huyghen van Linschoten– Auteursrechtelijk beschermdPlaten en kaartenToen we boven de verschillende facetten van het Itinerario opsomden, hadden we nog kunnen memoreren, dat het bovendien een prentenboek en een kaartenatlas is. Het eerstgenoemde aspect moet men niet onderschatten. Alles, wat Jan Huygen in Indië en op reis had afgebeeld, leverde, al was het naar zijn eigen mening ‘slecht en plompelijcken ghedaen’, zoveel nieuws en interessants op, dat we ons levendig kunnen voorstellen, met hoeveel bewondering zijn platen in Enkhuizen ‘nu van d'een, nu van d'ander besichticht’ werden. We hebben hier niet te doen met het weergeven van enkele zaken, die hem incidenteel als curieus waren opgevallen; zijn respectabele serie van 36 platen, die gegraveerd zijn door Joannes en Baptista à Doetechum, is veeleer bedoeld als een duidelijke doorlopende illustratie van wat hij in de tekst behandelt. Hij verwijst er dan ook meermalen naar. Dertig ervan gaan over inwoners, zeden, gewoonten en natuurvoortbrengselen van het gebied, dat hij bezocht heeft, waarbij dikwijls op één plaat verschillende onderwerpen zo goed mogelijk worden gecombineerd. Al hebben deze tekeningen van Linschoten geen bepaald artistieke waarde, en al maken houding en bewegingen van de voorgestelde personen wel eens een ietwat theatrale indruk, toch vormen ze een knap staaltje van illustratiekunst en geven ze de indruk van nauwkeurige observatie en grote conscientieusheid in de uitvoering. Aardig is in dit verband de plaats uit het Itinerario (eind capittel 54), waar de schrijver er rekenschap van geeft, dat op zijn plaat van de ‘vijf principaelste ende geachtste fruyten van Indien’ de bladeren ‘niet effen ghelijck en zijn met die aderen ende venen gheproportioneert, ghelijck die inder daet zijn, ende vande medecynen ende herbaristen ghedaen worden: maer hebbe alleenlijck willen bethoonen die figueren ende wasdom van fruyten, gelijck ick die ghesien ende ghenuttight | |
[pagina LIII]
| |
hebbe’. Wat het costuum der Portugezen in Azië in die tijd betreft behoren Linschoten's platen tot de weinige gegevens, waarover men beschiktGa naar voetnoot1). De zes overige tekeningen zijn topografische prenten, en wel een van Mozambique, een van Goa, twee van St. Helena, een van Ascension en een van Angra. Deze laatste is min of meer op bestelling geleverd. In capittel 97 deelt Linschoten namelijk mee, dat de gouverneur van Terceira ‘gheerne ghehadt’ had, dat hij ‘hem het gheheele eylandt uyt gheworpen (d.i. uitgetekend) hadde, om aen zijn Mayesteyt te seynden, waer van my excuseerde, doch maecten hem die stadt van Angra met zijn haven, fortressen ende incomste’, waardoor de gouverneur hem ‘grootelijck gheaffectioneert was ende veel vrientschappen bewees’. Geen wonder, dat, waar de meeste topografische prenten met een opdracht voorzien zijn, die van Angra is gewijd aan de genoemde gouverneur, Christophorus a Moura. Dat de platen merkwaardig gevonden werden, wordt wel het best hierdoor bewezen, dat er ook een afzonderlijke uitgave in't licht is gegeven, bestaande uit 29 voorstellingen uit het Itinerario, onder de titel: ‘Icones et habitus Indorum ac Lusitanorum per Indiam viventium’, die ieder voorzien zijn van een aan het Itinerario ontleende gedrukte tekstGa naar voetnoot2). Bij deze platen behoorde geen der zes topografische prenten. Burger maakt aannemelijk, dat deze laatste als apart bundeltje verschenen zijn. Aardig is in dit verband, dat de afbeeldingen van Mozambique en Ascension in het Itinerario ook van een gedrukte tekst voorzien zijnGa naar voetnoot3).
***
Moge het ‘prentenboek’ van Jan Huygen zélf zijn, met de ‘kaartenatlas’ is dat niet het geval. Het initiatief hiertoe ging uit van Cornelis Claeszoon, die ter ere van de door hem zo hoog gestelde uitgave zich de kosten getroost heeft van een kaartwerk, dat aesthetisch aan hoge eisen voldoet en welks technische bewerking gunstig afsteekt bij de middelmatige typografische verzorging van het boek. Het bestaat uit zes kaarten, waarvan één, de ‘Generale Caerte’, een wereldkaart is, door Plancius getekend. | |
[pagina LIV]
| |
Hiervan komen in de oudste druk twee verschillende uitvoeringen voor, in de latere drukken alleen maar de ‘Orbis terrarum typus de integro multis in locis emendatus auctore Petro Plancio 1594’, die de lezer in deze uitgave aantreft. Als graveur wordt Ioannes a Duetecum iunior erop vermeld. De andere vijf kaarten, waarvan we de ontwerper niet kennen, zijn uitgevoerd door de bekende kaartgraveurs Arnoldus en Henricus van Langren. Van het westen af beginnend vermelden we eerst die van Zuid-Amerika met zoveel van de noordelijker gelegen streken erbij, dat Florida er nog op voorkomtGa naar voetnoot1); de volgende geeft de westkust van AfrikaGa naar voetnoot1); dan komt de voorstelling van Afrika's oostkust tot bij de Rode ZeeGa naar voetnoot1); de vierde kaart loopt van de Rode Zee tot BengalenGa naar voetnoot2), terwijl de vijfde, die voor onze beginnende kolonisatie van het meeste belang werd, de Oostindische Archipel en zijn Aziatische omgeving tot en met Japan voorsteltGa naar voetnoot3)Ga naar voetnoot4). Deze serie van zes was in haar geheel voor het Itinerario niet nodig; gedeeltelijk behoorde zij bij de Beschryvinghe. Dit is natuurlijk speciaal het geval met de kaarten van Zuid-Amerika en West-Afrika, maar ook nog wel met die van Oost-Afrika, dat immers in beide boeken van Jan Huygen ter sprake komtGa naar voetnoot5). Hoe de plaatsing der kaarten oorspronkelijk bedoeld was, leren we uit de ‘Waerschouwinge voor de Boeckbinders’, voorkomende aan het eind van de oorspronkelijke uitgave van Linschoten's trilogie. Ze ‘moeten ghebonden wesen in d'Itinerario ofte 'teerste deel verhaelt, ofte oock wel in't tweede deel int Reijsgheschrift by de navigatien, nae't ghelieuen vanden cooper’. Bij de uitdrukking ‘'t tweede deel int Reijsgheschrift’ moeten we er rekening mee houden, dat in dit geval Itinerario als samenvattende term voor Itinerario en Beschryvinghe tegenover het Reys-Gheschrift wordt gebruikt. Verkoos de koper de eerste mogelijkheid, dan moesten in het eigenlijke Itinerario vijf van de zes kaarten worden geplaatst, waarbij blijkens de pagina-aanduidingen als volgorde was bedoeld: 1: de wereldkaart, 2: die van de Kaap tot bij de Rode Zee, 3: die van de Rode Zee tot Bengalen, 4: die van de Archipel en omgeving, 5: die van Afrika's westkust; | |
[pagina LV]
| |
bij de Beschryvinghe hoorde alleen de kaart van Amerika, en wel vóór de behandeling van dit werelddeel. Verkoos hij daarentegen plaatsing in het Reysgheschrift, dan was de volgorde in hoofdzaak dezelfde; alleen werden hier de vijfde en de zesde kaart omgewisseld. Bij de vraag, hoeveel van de kaarten bij deze Itinerario-herdruk moesten worden gevoegd, heb ik me laten leiden door de overweging, dat het zestal een zo goed sluitend geheel vormt en zozeer de moeite waard is, dat er geen mocht worden weggelaten. Het is jammer, dat de zo fraai uitgevoerde kaarten zich niet altijd volledig bij de tekst aansluiten; het best staat het in dit opzicht nog met die van Amerika, die Linschoten als grondslag van zijn kustbeschrijving genomen heeftGa naar voetnoot1). Dikwijls vinden we verschil van spelling in tekst en kaartenGa naar voetnoot2). Een aantal door Linschoten genoemde Chinese provincies (24e cap.) komt op de betreffende kaart niet voorGa naar voetnoot3). |
|