de kamer moeten houden,’ zeide mevrouw, zich verontschuldigende: ‘Ga toch zitten!’
Ik was nu gerustgesteld, en draaide de juffrouw, die ‘niemand’ was, bedaard den rug toe, terwijl ik de mij aangewezen plaats innam.
Het spreekt vanzelf, dat wij over het weder begonnen te praten.
‘'t Is fel koud!’ zei mijn vriend.
‘En ijselijk glad op straat, niet waar?’ zei mevrouw.
‘Verschrikkelijk!’ hernam ik. - ‘Zonder een stuk baai om mijn overschoenen zou ik zeker een paar malen gerold zijn!’
‘Het is heel, heel lief van u, dat gij om onzentwil het gewaagd hebt, bij zulk weer uit te gaan!’ verzekerde mevrouw, met een bekoorlijken glimlach.
‘O mevrouw!’ stamelde ik; - want de waarheid was, dat ik iemand in de buurt over zaken had willen spreken, maar hem niet tehuis gevonden had, en nu in het voorbijgaan, hier ingeloopen was. Ik gevoelde mij echter niet verplicht, dit te vertellen, maar hield mij goed en liet mij onbeschaamd complimenteeren over mijn heldenmoed.
Het weder nu afgehandeld zijnde, begonnen wij het lieve spel van vragen en antwoorden omtrent den gezondheidstoestand van de leden onzer familie, afgewisseld door beleefde aanbiedingen van thee ‘met of zonder suiker en melk?’ - en het presenteeren van eene trommel met koekjes.
‘Anna!’ zei mama.
Anna wierp het boek weg en vloog naar mama toe.
‘Vraag de juffer, of zij nog wat thee wil hebben.’
‘De juffrouw heeft al een kopje gehad,’ hernam het kind.
‘Doe wat ik u zeg!’ hernam de moeder.
Het kind ging naar de tafel en wilde, zonder te spreken, het kopje weghalen. De juffrouw bedankte en zette hare les voort, en wij hervatten ons belangwekkend gesprek.
Over een half uurtje was dat geheel uitgeput, en wij waren juist opnieuw aan het weder begonnen, toen de klok sloeg, de juffrouw opstond, het boek dicht maakte, en met eene diepe buiging voor het gezelschap aan de theetafel, hetwelk haar groet met een genadigen hoofdknik beantwoordde, de kamer verliet.
‘Anna,’ zei de vader, ‘ge moest de juffrouw in de gang haar goed helpen omdoen!’
‘Och neen, manlief! Anna blijf hier! Het tocht zoo erg in de gang! Wezenlijk, de juffrouw is er al aan gewoon; - zij kent den weg!’
Anna, die geen de minste haast getoond had, te doen wat haar vader verlangde, kwam nu bij de theetafel en greep naar de trommel.
‘De juffer is weder vijf minuten te vroeg weggegaan!’ zei het beminnelijke kind. ‘De pendule is hier vóór!’