117 H. Tollens Czn.
Gedichten van -, II, vijfde druk, met titelplaat, 's-Gravenhage 1831. Octavo.
Titelplaat met onderschrift: ‘Herman de Ruiter’
Ets, 11,7 × 9 cm
Rechtsonder: J.C. Bendorp del. et sculp.
Amsterdam, Universiteitsbibliotheek
Hendrik Tollens (1780-1856) was gedurende de Restauratie en daarna zeker Nederlands populairste dichter. Tegenover Bilderdijks retoriek plaatste hij natuurlijkheid en burgerlijke sentimentaliteit, terwijl zijn historische dichtwerken meer dramatisch en nationalistisch van aard zijn.
De tweede bundel gedichten verscheen voor het eerst in 1813, in zijn geboortestad Rotterdam. Naast Herman de Ruyter, een Bosschenaar die in 1572 het (Spaanse) Loevestein tien dagen bezet wist te houden, komen Kenau en Jan van Schaffelaar als historische figuren voor. Het mag geen wonder heten, dat in deze gedichten, die tussen 1808 en 1813 ontstonden en pas na de verdrijving van de Fransen verschenen, dergelijke voorbeelden van militant verzet overheersen.
Herman de Ruyter was vermomd als monnik het kasteel binnengedrongen en had vervolgens de wacht eruit gezet. De ets van Bendorp heeft betrekking op de situatie na het met grote overmacht binnendringen van Spaanse troepen (zie ook cat.nr. 81):
Hij wijkt, en ziet geen uitkomst meer,
Maar neemt een kort besluit;
Hij wijkt, en grijpt een gloênde lont,
En vlamt ze driewerf om en rond,
En werpt ze neêr in 't kruid.
In het jaar van de vijfde druk, 1831, kon een dergelijk optreden weer actueel zijn. Het is mogelijk dat de vrijwel identieke daad van Van Speyk de keuze van dit verhaal als onderwerp voor een titelplaat bevorderd heeft.
Het gedicht is te vinden op blz. 113-121 van de bundel.