Rembrandt niet hebben mag; [...] Maar hetgeen alles afdoet, die omkleeding beantwoord niet aan den tijd. Men zoude dus liever den gewonen mantel van dit tijdperk [d.i. zeventiende eeuw] zien, die ook meermalen tot aan de knieën gedragen werd, waardoor de plooyen bij in elkander gesloten handen kunnen behouden worden. 2o Door bovengenoemde verandering zal den broek gedeeltelijk zigtbaar worden, 't geen [...] schilderachtig [is ...] 3o De schoenen beantwoorden mede niet aan het geen toen gedragen werd. 4o In plaats van het tegenwoordige hoofddeksel zou men de voorkeur geven aan de bekende schilders-baret, [...] 5o Daar het Beeld wel op eene grootsche wijze den man van genie vertoont, maar evenwel de Schilder er niet dadelijk uit te erkennen is, hetgeen ook trouwens niet mogelijk is voor te stellen, ofschoon de baret hiertoe een groot hulpmiddel ware, zoo is de vraag, of de attributen (waarbij vooral de etsnaald niet vergeten mag worden) niet meer duidelijk in 't gezicht kunnen geplaatst worden, [...]’ (brief 5).
Ook de Amsterdamse commissie schrijft nog een brief, waarin zij Royer ‘gelukwenschen zoo goed geslaagd te zijn, in de verbinding van het oud hollandsch met het Grieksche Costuum - Maar niet enkel de Kunstenaars ook het Publiek zal het Beeld aanschouwen! en zal hetzelve | zoo wij hopen | eeuwenlang door het Publiek aanschouwd blijven! - en dit Publiek zal de Kunstenaars welke zich verstout hebben een standbeeld te willen oprigten streng beoordelen. - wat Wij schilderachtig, geniaal, geoorloofd, noemen; wordt door het Publiek bestempeld met de naam van Anachronismen’ (brief 6). Royer maakt zich dus schuldig aan anachronismen, waar de kunstenaars zelf niet veel bezwaar tegen hebben, maar waar het publiek over zal kunnen vallen. Hieruit blijkt, dat bij een beeld veel meer met de wensen van het publiek rekening gehouden wordt dan bij de historieschilderkunst het geval is.
Royer geeft naar aanleiding van deze brieven uitleg. ‘Ik heb gemeend, dat het hier vooral op aankwam, den grooten Rembrandt in eene deftige natuurlijke houding en in zijn eigendommelijke karakter voor te stellen: dat dus mijn werk eenen grootschen Klomp moest uitmaken, waarop het oog zoude kunnen rusten; en dat, alle wezenlijke anachronismen vermijdende, ik wel eenige geringe vrijheden in kleding zoude mogen gebruiken om het edele van