103 L. Royer 1793-1868
Joost van den Vondel (1587-1679)
Terra cotta, 33 cm
Gesigneerd: R
Amsterdam, Universiteits-bibliotheek
Dit beeldje van Vondel is een voorstudie voor het monument dat op 18 oktober 1867 werd onthuld in het Vondelpark in Amsterdam. Royer heeft Vondel zittend afgebeeld met op zijn linkerknie een dichtgeslagen boek en in de rechterhand een schrijfstift. Zijn blik is omhoog gericht, alsof hij wacht op goddelijke inspiratie. De lauwerkrans om zijn hoofd verwijst naar de huldiging op het Sint Lucasfeest (zie cat.nr. 46), de gouden ereketen was een geschenk van koningin Christina van Zweden.
De wens om een standbeeld voor Vondel op te richten leefde al in 1818, toen de Vierde Klasse van het Koninklijk Instituut een prijsvraag met dit onderwerp uitschreef. Hierop kwamen echter geen inzendingen binnen. Het plan werd opnieuw opgevat in 1860 toen Bakhuizen van den Brink na de onthulling van het standbeeld van Tollens in Rotterdam een intekenlijst voor bijdragen voor een Vondelmonument liet rondgaan. Er kwam een commissie waarin onder andere zitting hadden E.J. Potgieter, J.A. Alberdingk Thijm, W.J. Hofdijk, Jacob de Vos en mr. Jacob van Lennep, welke laatste sinds 1855 bezig was met een uitgave van Vondels werken. Deze commissie gaf Royer de opdracht voor het beeld, terwijl P.J.H. Cuypers (1827-1921)het voetstuk met de allegorische figuren van het treurspel, het hekeldicht, het leerdicht en de gewijde poëzie ontwierp.
Alberdingk Thijm, een van de belangrijkste voorvechters van de katholieke emancipatie, besteedde in De Dietsche Warande veel aandacht aan dit huldeblijk aan Vondel. Dit valt te verklaren uit het feit dat deze grote Nederlandse dichter vooral voor katholieken een bijzondere betekenis had gekregen, omdat hij op latere leeftijd tot het katholicisme was overgegaan. Bij zijn beoordeling zal ongetwijfeld ook hebben meegespeeld dat het monument gemaakt was door de pleegvader van Thijms vrouw (Royer) en door een zwager van hem (Cuypers). Bij de onthulling schreef hij dan ook: ‘Grootsch was de werking van Royers beeld, bij het vallen der sluyers; eene trilling liep door de scharen [...]’ De recensent van de Kunstkronijk bracht de beeldhouwer eveneens hulde voor zijn werk, maar vond toch ook dat het beeld van Vondel niet erg leek op de van hem bekende portretten en merkte op: ‘Vermoedelijk heeft de beeldhouwer zich voor het gevaar van eene al te realistische voorstel-