1304
74 J. van Dijck 1817-1896
‘Anno 1304 - Witte van Haemstede op den Blinkert bij Haarlem’
Doek, 40 × 55 cm
Datering: tussen 1850 en 1854
Amsterdam, Amsterdams Historisch Museum
Witte van Haamstede ontrolt op 26 april 1304 de aloude banier met de Hollandse rode leeuw en plant die op de duintop de Blinkert, een daad, waarmee hij het startsein geeft voor het verdrijven van de Vlamingen uit onze gewesten. Op de achtergrond is het silhouet van de stad Haarlem zichtbaar.
Na hun overwinning op de Fransen in de Guldensporenslag (1302), waren de Vlamingen erin geslaagd het graafschap Holland, de bondgenoot van Frankrijk, in een bliksemsnelle militaire actie te verrassen. Dordrecht werd aangevallen en belegerd, verschillende Hollandse steden werden veroverd. Pas bij Haarlem stuitten de Vlamingen op verzet. Na een maand moestenzij echter de noordelijke gewesten weer verlaten. Deze terugtocht is in verband gebracht met de slag bij het Manpad, die zou hebben plaats gevonden in 1304 onder leiding van Witte van Haamstede, bastaardzoon van Floris v; hij zou van Zeeland uit bij Zandvoort zijn geland en de Haarlemmers tot de strijd tegen de Vlamingen hebben opgeroepen. De aftocht van de Vlamingen was echter te danken aan hun nederlaag tegen de Fransen en de Hollanders in de zeeslag bij Zierikzee. In feite is de slag bij het Manpad zelfs nooit gestreden. Het verhaal van die slag is al tussen 1440 en 1490 in de geschiedschrijving binnengedrongen. Het staat echter vast, dat Witte van Haamstede pas bij Haarlem is geland, toen de opstand tegen de Vlamingen allerwege allang op gang was gekomen; hij deed dat bovendien op uitdrukkelijke last van de graaf van Holland en Henegouwen, Willem iii.
Voor Jacob van Lennep was de slag aan het Manpad één van de hoogtepunten in de middeleeuwse geschiedenis van Holland, de redding van het land in een schier uitzichtloze situatie door het heldhaftige optreden van één van die mensen ‘zooals er maar zelden gevonden worden en die in de geschiedenis blinken als sterren in een donkere nacht, Witte van Haemstede [...]’. Hij had een bijzondere affectie voor deze roemrijke episode uit het verleden van Holland, omdat zijn vader David Jacob in 1817 een gedenknaald hiervoor had laten oprichten bij zijn buitenplaats het Huis te Manpad, waar de slag zou zijn gestreden en bovendien in zijn Verhandeling en zijn Duinzang Witte van Haamstede had verheerlijkt, ‘wiens naam bij Hollanders nimmer dan met eerbied en dankbaarheid had moeten genoemd worden’.
De schilder heeft bij het maken van zijn compositie kennelijk gebruik gemaakt van één van de vergezichten van Jacob van Ruisdael om het profiel van de stad Haarlem in het duinlandschap aan te geven.