1831
66 D.F. Dubois 1800-1840
De zelfopoffering van Van Speyk
Doek, 97 × 125 cm
Datering: 1831
Reproduktieprent: Atlas fm, nr. 6611
Amsterdam, Rijksmuseum ‘Nederlands Scheepvaart Museum’
Van Speyk is hier een moment later afgebeeld dan op het vorige schilderij; hij is uit zijn gepeins ontwaakt en schiet in het kruit op het moment dat gewapende Belgen de kajuit binnen stormen, die bij het ontwaren van zijn daad als aan de grond genageld blijven staan. Door de opening naar het dek is de al gedeeltelijk verscheurde Nederlandse vlag zichtbaar. Op de tafel ligt een boek met het opschrift ‘Admiraal de Ruiter’.
Er bestonden verschillende opvattingen over de vraag op welke manier Van Speyk het kruit had doen ontbranden. Sommigen geloofden dat hij het met een brandende sigaar of een lont had gedaan, anderen waren van mening dat hij in het kruit had geschoten. Dubois koos voor de laatste opvatting.
Dubois was al gauw na het bekend worden van Van Speyks heldendaad met dit schilderij begonnen, dat hij als geschenk aan de koning wilde geven. Deze aanvaardde het en liet het ophangen in de grote audiëntiezaal van het Paleis in Den Haag. Dubois werd uitgenodigd er een pendant voor te vervaardigen.
Om de situatie zo goed mogelijk weer te geven bezocht de schilder een kanonneerboot gelijk aan die welke Van Speyk in de lucht had laten springen. Desondanks schreef Van Meerten in 1832 dat het schilderij ‘meer om fraaiheid en stoutheid van uitvoering, dan om historische waarheid’ geprezen werd. Een bericht in de Nederlandsche Staatscourant uit 1831 was wel vol lof over het werk; er werd onder andere geschreven: ‘De houding van van Speyk is edel en fier; in zijn blik leest men het bewustzijn der grootheid van zijne zelfopoffering, eene soort van zelfvoldoening die hem gelukkig maakt [...]. Eene hoedanigheid, die de waarde van dit meesterstuk niet weinig verhoogt, is, dat volgens het getuigenis van zeeofficieren, die den edelen van Speyk gekend hebben, 's mans beeldtenis nergens zóó juist is getroffen; eene getuigenis die te meer geloof verdient in den mond van den openhartigen, nimmer vleijenden, zeeman. Eene kleine bijzonderheid moeten wij nog aanstippen, die de smaak van den Heer Dubois eer aandoet. Een boek namelijk, getiteld: Het leven van den Admiraal de Ruiter, ligt op eene tafel. Het is of de kunstenaar heeft willen aanwijzen, dat van Speyk zijnen moed, zijne trouw en vaderlandsliefde uit een zoo verheven voorbeeld geput heeft.’