1734
58 J. Spoel 1820-1868
De vier burgemeesteren van Rotterdam ontvangen op 7 mei 1734 de prins van Oranje en zijn echtgenote Anna van Hannover na hun terugkeer uit Engeland
Aquarel, 36,2 × 61,2 cm
Gesigneerd: J. Spoel
Datering: 1867
Haarlem, Teylers Museum
De vier burgemeesteren van Rotterdam maken op 7 mei 1734 des middags om vijf uur hun opwachting bij de prins van Oranje, de latere stadhouder Willem iv, en zijn vrouw Anna van Hannover, de oudste dochter van de Engelse koning. Het jonge paar, zojuist teruggekeerd uit Londen, waar hun huwelijk op 25 maart was gesloten, ontvangt de burgemeesteren op het koninklijk jacht de Tubbs. Spoel lijkt het moment te hebben weergegeven, waarop de prins de gelukwensen van het stadsbestuur ‘in het Nederduyts op zeer gracieuse wijze en met zeer sterke expressien van agting en zèle voor [...] de Regering van deze stad’ beantwoordt. Rechts is de in 1854 gesloopte Oude Hoofdpoort zichtbaar, in het midden de toren van de St. Laurenskerk.
Spoel heeft slechts een gebeurtenis van locaal belang in beeld gebracht. De prins van Oranje was in het jaar van zijn huwelijk wel stadhouder van Gelderland, Groningen, Drenthe en Friesland, maar de Staten van Holland, Zeeland, Utrecht en Overijssel bleven ondanks zijn huwelijk met de Engelse koningsdochter weigerachtig hem de stadhouderlijke waardigheden te verlenen. Ook diplomatieke pressie uit Engeland mocht niet baten. Pas in 1747 werd de prins onder de druk van een dreigende oorlog met Frankrijk over alle gewesten tot stadhouder uitgeroepen. De beleefde ontvangst in Rotterdam heeft hoegenaamd geen politieke of historische betekenis gehad. De schilder heeft zich zonder twijfel gebaseerd op het officiële rapport, dat de burgemeesteren voor de vroedschap hebben uitgebracht.
Een schilderij met dezelfde voorstelling werd in 1867 ten behoeve van de stedelijke collectie aangekocht; het bevindt zich nu in het museum Boymans-van Beuningen. De aquarel zal in hetzelfde jaar zijn gemaakt. Haverkorn van Rijsewijk oordeelde in 1909 over ‘dit zoogenaamd historisch schilderij’, dat ‘nog meer dan van het tijdvak waarvan het onderwerp werd geleend, geldt: wat is dat week en slap en zoet’. De aankoop was volgens hem alleen verklaarbaar uit het feit, dat Spoel Rotterdammer was en drie jaar tevoren tot lid was benoemd van het bestuur van de Academie.