1676
57 N. Pieneman 1809-1860
Luitenant admiraal Michiel Adriaansz. de Ruyter in de slag bij de Etna dodelijk gewond
Doek, 92,5 × 108,5 cm
Gesigneerd en gedateerd: N. Pieneman 1834
Tentoonstellingen: Amsterdam 1834, nr. 336, ‘De admr. de Ruiter doodelijk gewond’; Den Haag 1835, nr. 158, ‘Het doodelijk verwonden van den Admiraal Michiel Adriaanszoon de Ruyter’
Reproduktieprenten: Atlas fm, nr. 2586, gravure door J.W. Kaiser, 1845; Atlas fm, nr. 2586 aa, litho naar J.W. Vos in Het Hollandsche schilder- en letterkundig album 1, 1845; Atlas fm, nr. 2586 ac, litho door Van Lier frères; Atlas fm, nr. 2586 ad, litho door A.C. Nunnink; litho door C.W. Mieling in Van Lennep, Geschiedenissen, Derde afdeeling 1857, blz. 163
's-Gravenhage, Stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau, in bruikleen aan Den Helder, Helders Marinemuseum
Michiel Adriaanszoon de Ruyter, gewond door een kogel in zijn voet en door de schok van het schot van het kampanjedek afgeslagen, wordt door matrozen in dekens gewikkeld en naar zijn kajuit gedragen. Schrik, ontsteltenis, verslagenheid en toewijding staan op de gezichten te lezen van degenen, die rondom hem staan. De slag woedt hevig. Links wijst een officier vertwijfeld op het Franse oorlogsschip, dat recht op het admiraalschip van De Ruyter komt afstevenen.
De slag bij de Etna werd gestreden op 22 april 1676 tussen de Spaanse en de Nederlandse vloot onder De Ruyter en de Franse vloot onder Duquesne. Een half uur na het begin van de strijd werd De Ruyter door de fatale kogel getroffen. Zijn verwondingen lieten zich aanvankelijk niet ernstig aanzien, ook de val van het kampanjedek veroorzaakte slechts een lichte hoofdwond. Hij overleed echter op 29 april 1676 aan de gevolgen daarvan in de baai van Syracuse waar de Staatse vloot na het onbesliste gevecht zich had teruggetrokken.
Pieneman heeft zich niet strikt aan Brandt's versie van het gebeuren gehouden. Deze zegt: ‘door die wonden en val lieten de zijnen de moedt niet vallen. Het zien van zijn bloedt scheen het bloedt der matroozen te verhitten en hen te dapperder te doen vechten.’ Van die emoties is op dit tafereel niets te bespeuren.
Het schilderij lokte tegengestelde reacties uit. Het Algemeen Handelsblad was vol lof over het schilderij: ‘van de 22 figuren die op dit belangwekkende schilderstuk in leven en werking zijn, schijnt geene enkele de andere te belemmeren. [...] Het krachtige breede penseel [...] berekend om op eenen afstand gezien te worden verliest nogtans [...] niets van de bewonderenswaardige harmonij der kleuren ook wanneer de aanschouwer zijne stelling van zeer nabij deze schilderij neemt’. Juist de schetsmatige, op krachtige kleureffecten gerichte wijze van schilderen riep een negatief oordeel op bij de criticus van de Algemeene Konst- en Letterbode: ‘[...] de gebreken, die de zoogenoemde Romantische schilderwijze eigen zijn, namelijk overdrijving van bontheid in het costuum en in het coloriet, gezochtheid van effect en veronachtzaming der accessoires. No 1584 doodelijk verwonden van de Admiraal De Ruyter is niet meer dan eene uitvoerige schets.’
Het schilderij verkreeg populariteit, nadat het in 1840 voor twaalfhonderdtachtig gulden door koning Willem i van de schilder was aangekocht. De koning gaf het ten geschenke aan de erfprinses van Oranje, de latere koningin Sophie (1818-1877), vrouw van de latere koning Willem iii, ter gelegenheid van haar éénjarig verblijf in Nederland op 17 juni 1840. Pas daarna is het schilderij verschillende malen in prent gebracht.