1625
41 P. Kremer 1801-1888
Vondel draagt voor uit Palamedes
Doek, 78,5 × 87 cm
Gesigneerd en gedateerd: P. Kremer V A [in monogram] 1826
Tentoonstelling: Amsterdam 1826, nr. 206, ‘Vondel een dichtstuk voorlezende in het Paviljoen op het Slot te Muiden, voor Hooft, Reael, Roemer Visscher, en zijne dochter Maria Tesselschade’
's-Gravenhage, Rijksdienst Kastelenbeheer, collectie Muiderslot
Het tafereel speelt zich af in het paviljoen bij het Muiderslot, dat op de achtergrond te zien is. Vondel leest voor uit een boek, waarop de titel Palamedes te lezen is. Hooft, Roemer Visscher, zijn dochter Maria Tesselschade en Laurens Reael horen toe. In het paviljoen staat links een borstbeeld van Willem de Zwijger. Rechts op de achtergrond komt een dienaar met verfrissingen aanlopen.
Vondel schreef het treurspel Palamedes of de vermoorde onnozelheid in 1625 naar aanleiding van de terechtstelling van Van Oldenbarnevelt in 1619. Het stuk speelt zich af in de klassieke oudheid: Palamedes wordt ervan verdacht te hebben samengewerkt met de vijand en wordt door Agamemnon en Ulysses uit de weg geruimd. Het was voor iedereen echter duidelijk dat Vondel met Palamedes Van Oldenbarnevelt bedoelde en met dit stuk kritiek uitoefende op diens terechtstelling en op de personen die daaraan hadden meegewerkt. Vondel werd aangeklaagd en het zag ernaar uit dat hij voor berechting naar Den Haag zou worden gezonden, waar Adriaan Pauw, zoon van een van de rechters van Van Oldenbarnevelt, raadpensionaris was. Het bestuur van Amsterdam verhinderde dit en Vondel moest voor de schepenbank verschijnen waar hij slechts werd veroordeeld tot een boete van driehonderd gulden zonder dat de verdere uitgave van het treurspel iets in de weg werd gelegd.
Vondel stond sympathiek tegenover de opvolger van Maurits, Frederik Hendrik, want hij hoopte dat er onder diens bewind meer politieke en religieuze vrijheid zou komen. Naar aanleiding van zijn aanvaarding van het stadhouderschap in 1625 schreef Vondel dan ook Begroetenis aen Frederick Hendrick, waarop misschien wordt gedoeld door het opgerolde papier rechts op de tafel, waarop de woorden ‘Frederik Hendrik prins van Oranje Nassau’ duidelijk te lezen zijn.
Misschien kan dit schilderij met de toespelingen op het verwerpen van de slechte heerser, Maurits, en het benadrukken van de goede heersers, Frederik Hendrik en Willem de Zwijger, gezien worden als een uiting van onvrede van de uit het Zuiden afkomstige schilder Kremer over het optreden van koning Willem i. Het feit dat het in 1826 werd aangekocht door de Nederlandse regering wijst er echter niet op dat men er deze strekking toen in las, vermoedelijk omdat in de titel in de tentoonstellingscatalogus het treurspel waaruit Vondel voorleest niet met name wordt genoemd en het opschrift Palamedes op het boek in zijn hand niet erg gemakkelijk te lezen is.
Dat Kremer Vondel, Hooft en Reael samen heeft afgebeeld, kan misschien verklaard worden uit het feit dat zij, ook in 1625, hebben samengewerkt aan een vertaling van Seneca's Troades. Volgens Brandt gebeurde dit op letterkundige bijeenkomsten in het huis van Roemer Visscher in Amsterdam. Het is aardig hierbij op te merken dat tegenwoordig wordt aangenomen dat Roemer Visscher in 1620 is overleden, maar in de tijd van het ontstaan van dit schilderij meende men dat hij pas in 1625 stierf. Zo heeft Kremer hem nog bij de afgebeelde gebeurtenis kunnen opnemen.
Of Vondel ooit in dit gezelschap zijn Palamedes heeft voorgedragen, wordt nergens vermeld. Kremer heeft deze gebeurtenis waarschijnlijk zelf samengesteld uit allerlei gegevens en het geheel zich laten afspelen bij het Muiderslot om aan te geven dat al deze personen tot de Muiderkring behoorden.