Het vaderlandsch gevoel
(1978)–S.H. Levie– Auteursrechtelijk beschermdVergeten negentiende-eeuwse schilderijen over onze geschiedenis
[pagina 129]
| |||||||
[pagina 130]
| |||||||
Het schilderij toont ons Prins Maurits aan het hoofd van zijn ruiterij, met open vizier en zeker van zijn overwinning, op het ogenblik dat Don Francisco de Mendoza, admirant van Aragon, een der aanvoerders van de verslagen vijand, als krijgsgevangene naar hem toe wordt gebracht. Op de achtergrond vinden nog beschietingen en achtervolgingen van de tegenstander plaats, terwijl men reeds met buitgemaakte vlaggen aan komt zetten. Het was toen omstreeks zeven uur in de avond van 2 juli 1600, nadat ongeveer vijf uren lang met wisselende kansen hevig gevochten was op het strand en in de duinen ten noordoosten van Nieuwpoort. De overwinning leverde geen blijvende terreinwinst of strategische voordelen op, want van de voorgenomen verovering van Nieuwpoort zag Maurits weldra af. Onder barre weersomstandigheden brak hij het beleg op en verliet te Oostende met zijn ingescheepte troepen deze streek. Maar zijn prestige als krijgsman en legeraanvoerder was enorm toegenomen en had zijn positie in de binnenlandse politieke verhoudingen versterkt. Moritz heeft zich intens met de uitbeelding van deze beroemde gebeurtenis beziggehouden. Het onderwerp trok hem als enthousiast paardenschilder reeds aan, maar had bovendien weer actuele betekenis gekregen als historische tegenhanger van de kort tevoren bevochten overwinning bij Waterloo. Daar had de Prins van Oranje, de held van Quatre Bras en Waterloo, aan het nationale prestige een belangrijke impuls gegeven, zoals eertijds zijn verre voorzaat door zijn overwinning bij Nieuwpoort had gedaan. Het denkbeeld van deze historische parallel kwam ook officieel tot uiting, toen de Belgische schilder Odevaere in 1820 te Gent het grote doek met De overwinning bij Nieuwpoort tentoonstelde, dat door hem in opdracht van de koning was geschilderd om als tegenhanger van zijn Slag bij Waterloo in het koninklijk paleis te Brussel geplaatst te worden. Ook van Moritz hing op die Gentse tentoonstelling van 1820 een groot doek (bijna vier bij zes meter) met hetzelfde onderwerp, dat door de koning gekocht en aan de stad Nieuwpoort geschonken werd ter plaatsing in het stadhuis. Van dit niet meer bestaande schilderij werd een afbeelding in omtrekken gegraveerd door C. Normand, waardoor wij weten dat daarop hetzelfde moment was afgebeeld als op het hier tentoongestelde schilderij, maar op een geheel andere wijze, zowel in de details als wat de compositie betreft, zodat dit laatste niet beschouwd kan worden als model of verkleinde herhaling van het levensgrote stuk. Op de Amsterdamse tentoonstelling van 1820 was Moritz eveneens en wel twee maal met een tafereel van Nieuwpoort vertegenwoordigd: nr. 250 ‘Het einde van den Slag bij Nieuwpoort en het gevangen nemen van den Admirant van Spanje’ en nr. 439 ‘De Slag bij Nieuwpoort, zijnde de schets van een groot Schilderij, van denzelfden Meester’. Het eerstgenoemde kan identiek geweest zijn met het hier getoonde stuk, dat geen jaartal draagt. Het tweede stelde waarschijnlijk een eerdere episode voor uit de nog onbesliste veldslag en hield misschien verband met een tafereel op zeer groot formaat (circa viereneenhalf bij acht meter), dat Moritz twee jaar eerder te Amsterdam had tentoongesteld ‘in eene daartoe ingerigte zaal, bij wijze van een panorama’, zoals wij bij Van der Willigen lezen, die ook meedeelt dat de figuren en paarden op natuurlijke grootte waren geschilderd, niet met gewone olieverf, maar op een nog niet bekende wijze. Aan dit panorama-achtige stuk van 1818, waarvan de verdere lotgevallen ons onbekend zijn, werd een kleine brochure gewijd, door de kunsthandelaar W.L. Hulsebosch uitgegeven: Kunstgalerij der vaderlandsche geschiedenis. Eerste proeve, verbeeldende den Slag bij Nieuwpoort. Door de niet genoemde auteur wordt daarin uitgeweid over het ontbreken der grote historieschilderkunst in ons land en over de plannen van Moritz om ‘eene Kunstgalerij te openen, welke de roemruchtigste voorvallen onzer Nederlandsche Geschiedenis, van de oudste tijden af tot heden, in afwisselende tafereelen zal voorstellen’, voor welke onderneming nu als eerste onderwerp de slag bij Nieuwpoort was gekozen. Dan volgt het relaas van deze episode (ongeveer als bij Wagenaar) en de beschrijving van Moritz' schilderij. ‘Het oogenblik, door hem bijzonderlijk gekozen, is het midden des heeten gevechts’ [...] etc., alles in lovende termen. Ook lezen wij hier: ‘Alleenlijk heeft het gevaar der gewone olieverw, bij de uitvoering van een zoo uitvoerig tafereel, den schilder tot het gebruik eener andere stoffe genoopt, welke de voorstelling verheldert en veraangenaamt, zonder door te hevigen glans of gloed hinderlijk te worden.’ De bemoediging ‘om ook de overige gedeel- | |||||||
[pagina 131]
| |||||||
ten der Vaderlandsche Geschiedenis in denzelfden stijl te behandelen’ heeft na dit ambitieuze begin blijkbaar ontbroken, want de onderneming is voor zover bekend niet voortgezet. | |||||||
Literatuur i.v.m. het onderwerp
| |||||||
Literatuur i.v.m. het schilderij
|
|