Jacob van Heemskerk en Willem Barendsz zijn hier bijeen in het huis van de laatste in Amsterdam. Heemskerk zit aan tafel en maakt aantekeningen; Barendsz staat bij een wereldbol en wijst naar een kaart van de Noordelijke IJszee, waarop Nova Zembla vermeld staat. Links hangt aan de muur de vacht van een ijsbeer, souvenir van Barendsz' vorige tocht naar het Noorden.
Nadat er al twee mislukte pogingen waren ondernomen om via de Noordelijke IJszee om Azië heen te varen en zo in China te komen, gingen in mei 1596 opnieuw twee schepen naar het noorden om een derde poging te wagen. Het ene schip stond onder bevel van Jan Cornelisz de Rijp, het andere onder bevel van Jacob van Heemskerk met als assistent Willem Barendsz. De Rijp nam een route langs de zuidkant van Nova Zembla, maar werd door de weersomstandigheden gedwongen terug te keren; Heemskerk en Barendsz gingen meer naar het noorden, raakten met hun schip vast in het ijs bij Nova Zembla en waren gedwongen op dat eiland te overwinteren. Pas in juni van 1597 konden ze in de scheepssloepen de terugtocht aanvaarden. Tijdens die terugtocht overleed Willem Barendsz op 20 juni; Heemskerk en de meeste anderen wisten de Finse havenplaats Kola te bereiken, waar zij De Rijp ontmoetten, die toevallig met een schip in die haven lag. Vandaar keerden ze naar Amsterdam terug.
In de negentiende eeuw was het verhaal van de overwintering op Nova Zembla zeer geliefd, vooral door het gedicht dat Tollens er in 1819 over had geschreven. Door beeldende kunstenaars werden de verschillende episodes uit het verhaal vele malen afgebeeld, waarbij zij zich bijna altijd op Tollens' beschrijving baseerden, die echter niet altijd geheel met de historische werkelijkheid overeenkomt, zoals Huygens aantoont. De hier door Bisschop weergegeven situatie komt echter niet zo bij Tollens voor; deze schrijft over het beramen van de tocht:
Een ander stout bedrijf vangt Heemskerk aan
Hij waakt zijn nachten door, doormijmert
Doorkruist den aardbol, meet de zeeën, smelt
Hij wil door 't ijzig Noord naar 't zengend
Langs Nova Zemblaas kust, in storm en
Wil hij naar China voort, en d' Indus op gaan
In de illustratie van J.E.J. van der Berg bij de uitgave van Tollens' gedicht van 1843 is Heemskerk dan ook alleen afgebeeld (cat.nr. 33a). Later in de eeuw kwam men er echter achter dat Barendsz, die een dergelijke tocht al eerder had gemaakt, een minstens even belangrijke rol bij de voorbereiding moest hebben gespeeld. Daarom heeft Bisschop waarschijnlijk de beide helden in Barendsz' huis afgebeeld.
Deze aquarel is een vermoedelijk latere versie van het schilderij dat Bisschop voor de Historische Galerij van Arti et Amicitiae maakte, en dat door Alberdingk Thijm zeer werd geprezen. Ook Johan Gram had veel lof voor dat schilderij en schreef ondermeer: ‘De opvatting van 't onderwerp is oorspronkelijk en in het juiste karakter [...]’. Bisschop maakte van deze compositie op bestelling van koningin Sophie nog een herhaling, die op de tentoonstelling te Den Haag in 1863 was te zien en daar veel succes oogstte.