dezelfde Amsterdamse tentoonstelling van 1846 hing als Louise de Coligny, en dat ook hier wordt getoond (cat.nr. 30).
In de Kunstkronijk, waar de stukken allebei worden genoemd, wordt enig bezwaar geuit tegen de al te gloedvolle kleuren van achtergrond en andere accessoires, die men wat stiller had gewenst, en wij lezen er verder: ‘het kind kon ons het minst bevallen’. In De Nederlandsche Kunst-Spiegel schrijft men: ‘Zo is dus de Geschiedenis geheel vreemd gebleven aan de Amsterdamsche Tentoonstelling van 1846? Wij meenen ja, want Krusemans Willem i, door Gerards moordschot getroffen, is evenmin een Historiestuk, als zijne Louise de Coligny [...]’.
Duidelijk inzicht in de argumentatie achter deze kritiek wordt ons verder onthouden en de aanmerking dat het formaat te klein is, kan moeilijk op het werk van Kruseman en alleen maar op een paar andere historische taferelen slaan.
Toch ontmoette het stuk ook positieve waardering. De bekende Amsterdamse verzamelaar A. van der Hoop betaalde in januari 1847 drieduizend gulden voor dit schilderij, dat op de tentoonstelling ‘algemeen bewonderd’ was geweest, zoals in de inventaris van zijn collectie werd aangetekend. Krusemans pleegzoon, de achttienjarige De Génestet, maakte er in februari van dat jaar een lang gedicht bij, waarvan toon en inhoud het sentiment van de voorstelling in verhevigde mate uitdrukken met een zwaar accent op het godsdienstige genoed van de treurende vorstin. Het gedicht eindigt aldus:
Zij bidt! Een vreugdeblos doorgloeit die bleeke
Ik zie haar 't vriendlijk wicht aan 't kloppend
Des Christens zielsgeloof staat als zijn hope
En van den adem vol, den geest der profetiën,
Roept ze uit: ‘Gezegend hij, die sluimert op
Die eens voor Neêrland strijden zal!’
Van der Hoop had stellig belangstelling voor de historie-schilderkunst, zoals ook blijkt uit een aantal andere schilderijen in zijn verzameling, waaronder De Muiderkring van J.A. Kruseman (afb. 18) en twee hier getoonde stukken van Opzoomer en Schoemaker Doyer (cat.nr. 22 en 65).
Door C. Hamburger werd in 1848 een uitvoerige tekening naar het schilderij gemaakt, die voor Teylers Museum in Haarlem werd verworven.