De dubbele titel is als volgt te verklaren: Oorspronkelijk heette het schilderij neutraal De vermoeide bezetting. De titel Episode uit het beleg van Maastricht 1579 is een latere interpretatie, die de dichter S.J. van den Bergh, in een lang gedicht op het schilderij, aan de voorstelling heeft gegeven. We hebben in het onderhavige geval te doen met een schilderij, dat van historisch genre- tot historiestuk is gepromoveerd.
Het gedicht van Van den Bergh is opgedragen aan de kunstenaar. Een van de coupletten begint met de woorden:
Zoo toovert gij 't me weer voor oogen
Dat drukkend zondagochtenduur,
Toen op Maastrichts doorschoten muur
De wachter, bukkend voor 't vermogen
Des slaaps, door ‘waken als ontkracht...
Dit ‘drukkend zondagochtenduur’ is niet een willekeurig ogenblik uit het beleg, maar hét moment waarop het lot van Maastricht bezegeld werd, omdat toen namelijk de totaal uitgeputte bewaking op het punt stond overvallen te worden door een ogenblikje slaap, waarvan de Spaanse vijand zou weten te profiteren. Nadat Maastricht ‘honderd en elf dagen den grootsten veldheer van zijn tijd [Parma], aan het hoofd van een overmachtig leger weêrstand geboden’ en enkele uren geleden nog een stormachtige aanval, die de gehele 28ste juli tot diep in de nacht voortduurde, afgeslagen had, werd de stad niet met geweld van wapenen genomen maar in een onbewaakt moment overvallen, waarop een verschrikkelijk bloedvergieten volgde.
Van den Bergh eindigt zijn dichtwerk met de regels: ‘Het Neêrlandsch kroost der laatste tijden | Zweert hen [de afgebeelde helden] als Neêrlands' zonen af!’ Is dit verwijt geadresseerd aan de afscheidingsbeweging in Limburg, die definitieve aansluiting bij de Duitse Bond voorstond?
Jacob Spoel heeft meer onbepaalde taferelen uit de geschiedenis uitgebeeld. Naar aanleiding van een ander werk van hem, slaakte een criticus de verzuchting: ‘Ten aanzien der schilderij [...] Maaltijd in de 15de eeuw moeten wij ons leedwezen betuigen, dat de schilder geen historieel sujet gekozen heeft, want het geheel draagt daarvan al het aanzien.’ Een opmerking, die net zo goed over De vermoeide bezetting gemaakt had kunnen zijn.
In de Kunstkronijk werd het schilderij door de recensent niet tot de historiestukken gerekend. Het kreeg overigens wel een lovende kritiek: ‘Er is een streven naar waarheid en eenvoud in op te merken, dat hulde verdient; en zoo ook hier tegen overdrijving moet gewaarschuwd worden, wil men de zedigheid in kleur niet tot eentonigheid zien overslaan - wij begrijpen den kunstenaar, die het sombere van den strijd, het angstwekkende van het oogenblik treffend heeft uitgedrukt in den lokalen toon van zijn schilderij, waarover wij hier en daar nog wel een warm glacis gewenscht hadden. De liggende figuur op den voorgrond is uitmuntend van uitdrukking en behandeling; de staande achter hem beviel ons minder, vooral niet de kop; het stilleven is met zorg geschilderd en met wijsheid aangebracht.’
Overigens is het kuras, dat deel uitmaakt van het stilleven, duidelijk van een negentiende-eeuws type. Ook van het andere wapengerei kan het meeste zeker niet in de tachtigjarige oorlog gebruikt zijn. Het geweer, dat de jonge man aan de loop vasthoudt, is een Duits jachtwapen uit de achttiende eeuw.
De titelprent van het in 1855 verschenen deel van Arends Algemeene Geschiedenis des Vaderlands, waarin het beleg van Maastricht behandeld wordt, laat een voorstelling zien, die geïnspireerd lijkt te zijn op het schilderij van Spoel. Op de prent zijn de wachtposten daadwerkelijk door slaap overmand. Men ziet de Spanjaarden zachtjes naderbij sluipen.