1575
25 V. Bing 1812-1895
De onverschrokkenheid van Margaretha van Kalslagen
Paneel, 54 × 67 cm
Gesigneerd en gedateerd: VB 42
Tentoonstelling: Den Haag 1843, nr. 18, ‘Maria [sic] van Kalslagen redt, door hare onverschrokkenheid, drie der zamengezworenen van den Prins van Oranje, welke zich voor de vervolging der Spanjaarden, ten huizen van den griffier Martini hadden verborgen. Ao 1575’
Slochteren, Fraeylemaborg, Collectie Gerrit van Houten-Stichting
Op dit schilderij is te zien hoe Margaretha van Kalslagen haar koelbloedigheid bewaart tijdens een inval van Spanjaarden, die op zoek zijn naar enkele aanhangers van Oranje, welke zij enige ogenblikken daarvoor in vliegende haast heeft verstopt.
Margaretha van Kalslagen wordt ook wel Margaretha Copier of Coppier genoemd. Zij was de echtgenote van Willem Martini, griffier van Antwerpen, die in 't geheim sympathiseerde met de Prins van Oranje. In zijn huis hield hij drie van de belangrijkste deelnemers aan de mislukte aanslag op Antwerpen in 1574 verborgen, die door het Spaanse gezag gezocht werden. Tijdens een onverwachte huiszoeking kon ze hen, nog net voordat de Spanjaarden de huiskamer binnentraden, verstoppen. Maarten Neyen verstak zij in een rookhok van de schoorsteen, Alveringen en Ruichaver in de tafelkast, waarna ze met een rustig en vriendelijk gelaat de binnengestormde huiszoekers te woord stond. Zodoende werden de opstandelingen door haar kordate optreden niet gepakt.
Op het schilderij laat de Spaanse hoofdman een geschrift opstellen, waarin hij een beloning uitlooft voor degene, die Neyen en consorten uitlevert. Zijn soldaten hebben de kamer doorzocht maar niets gevonden. Wat de toeschouwer wel ziet, ontgaat hen: de vingers, die nog net uit de tafelkast zichtbaar zijn. De verdacht snuffelende hond brengt de soldaten blijkbaar ook niet op een idee. De man in het bruin achter de tafel is waarschijnlijk Martini met naast hem zijn klerk.
Voor zover bekend is Valentijn Bing de enige schilder, die de onverschrokkenheid van Margaretha tot onderwerp van een schilderij heeft gekozen. Waardoor de schilder zich heeft laten inspireren is niet met zekerheid te achterhalen. In 1839, dus drie jaar vóór het schilderij, verscheen er in De Gids in verschillende afleveringen een historische roman, geheten Bertha Coppier, van de hand van mr. J.I.D. Nepveu. Een jaar later kwam de roman in boekvorm in de handel. Het verhaal is een vrije en uitgewerkte versie van de lotgevallen van Margaretha van Kalslagen. In zijn verantwoording citeert Nepveu uitvoerig de historische bron, waar hij zich op gebaseerd heeft, te weten P.C. Hooft. Omdat Hooft dé bron is voor de geschiedenis van Margaretha (hij vermeldt overigens niet zonder trots de Hollandse afkomst van deze ‘Joffrouw [...] met meer dan een vroulyk hart’), lijkt het in ieder geval aannemelijk, dat Bing zich, al dan niet met Nepveu als bemiddelaar, heeft laten inspireren door de schrijver van de Nederlandsche Historiën.
Tot voor kort was dit schilderij bekend onder de titel Geschiedenis van Hugo de Groot. Waarschijnlijk omdat de geschiedenis van Margaretha van Kalslagen de laatste tijd in het vergeetboek is geraakt, heeft men de kist op de voorgrond geassocieerd met Hugo; de vrouw, die zo te zien ondervraagd wordt, werd Maria van Reigersberch. In het verhaal van Nepveu gebruikt Margaretha een kist om de boeken en paperassen in de gooien, die hun plaats in de tafelkast aan Alveringen en Ruichaver hebben moeten afstaan. De kaart, die aan de muur hangt, vertoont verder de plattegrond van Antwerpen, zodat iedere twijfel over de voorgestelde gebeurtenis uitgesloten is.
Valentijn Bing schilderde bij voorkeur interieurs met figuren. Ook uit dit schilderij blijkt, dat de aandacht van de kunstenaar op zijn minst evenzeer is uitgegaan naar de stoffering als naar de eigenlijke handeling. Op de Haagse tentoonstelling werd het nauwelijks als historiestuk opgemerkt. Alleen De Spectator achtte het een vermelding waard: ‘De Heeren Bake, Bing en De Bloeme vermeerderen wel het aantal maar niet de waarde der historiestukken.’