1574
22 S. Opzoomer 1819-1878
Magdalena Moons bij Valdez
Paneel, 77,5 × 65 cm
Datering: ca. 1848
Tentoonstelling: Amsterdam 1848, nr. 516 (niet in catalogus vermeld)
Amsterdam, Rijksmuseum
Opzoomer heeft hier het moment uitgebeeld waarop Valdez, de bevelhebber van de Spaanse troepen die in 1574 Leiden belegerden, in zijn tent wordt opgezocht door Magdalena Moons, zijn verloofde, die hem smeekt de voorgenomen bestorming van de stad nog enige dagen uit te stellen. Hierbij zegt ze hem, dat zij niet meer met hem wil trouwen, als hij de bestorming van Leiden, waar ze vele vrienden heeft wonen, doorzet. Volgens het verhaal zwichtte Valdez hiervoor en verspeelde zo zijn laatste kans de stad in te nemen. De volgende dag draaide de wind en wakkerde aan, waardoor het zeewater door de doorgestoken dijken werd gestuwd en het land rondom Leiden onderliep. Hierdoor werden de Spanjaarden gedwongen het beleg op te breken en kon de Geuzenvloot de stad bereiken.
Magdalena Moons kwam uit een aanzienlijke katholieke familie. Haar vader was raadsheer van Karel v geweest en haar broer bekleedde later verschillende ambten onder Philips ii. In 1574 woonde zij met haar familie in Den Haag, waar zij Valdez zou hebben ontmoet, die haar ten huwelijk vroeg. Na het opbreken van het beleg van Leiden zouden ze in Antwerpen zijn getrouwd.
In het begin van de negentiende eeuw was Magdalena Moons een populaire historische figuur. Zij kwam voor in verschillende toneelstukken over het beleg van Leiden en Bilderdijk wijdde in 1823 zelfs een gedicht aan haar, waarin ze ‘Leydens behoederesse’ werd genoemd. Men beschouwde haar als een voorbeeldige heldin, die het landsbelang boven haar persoonlijke belang stelde, of, zoals W. Greeven het in 1826 formuleerde, ‘in den bangste strijd, dien immer het Vaderland gestreden heeft, geen moed noch leven, maar, wat oneindig meerder zegt, hare liefde aan dat Vaderland ten offer bragt [...]’.
Al spoedig rees er echter twijfel aan haar rol in het ontzet van Leiden. In zijn introductie op de rede van Greeven merkte H. Tydeman op dat het wel een mooi verhaal was, maar niet op betrouwbare bronnen berustte. In zijn commentaar op Bilderdijks Geschiedenis des Vaderlands (1834) lichtte hij zijn bezwaren verder toe: Valdez zou niet over voldoende troepen en materieel hebben beschikt om met succes een bestorming uit te voeren, zodat daarvan geen sprake kon zijn geweest en er dus ook geen reden voor Magdalena's tussenkomst had bestaan. Toch bleven sommigen geloof aan het verhaal hechtten. J.H. Eichman stelde nog in 1868, dat niet was bewezen dat zij géén rol had gespeeld bij het ontzet van Leiden en dat een bestorming wel degelijk mogelijk was geweest. Verder merkte hij op dat de twijfels aan Magdalena's optreden uit protestantse hoek kwamen en suggereerde dat men daar niet kon verkroppen dat een katholiek de redding van Leiden had bewerkstelligd. Pas in 1878 rekende Fruin definitief met haar af. Door nauwgezet onderzoek van alle beschikbare bronnen had hij al eerder aangetoond, dat er van een bestorming echt nooit sprake was geweest en nu stelde hij zelfs vast dat van een relatie tussen Magdalena en Valdez niets kon worden bewezen.
Het idee om de gebeurtenis zich in het Spaanse legerkamp te laten afspelen heeft Opzoomer zeer waarschijnlijk overgenomen van N. Pieneman, die in 1835 te Den Haag en in 1836 te Amsterdam een schilderij met hetzelfde onderwerp had geëxposeerd (cat.nr. 22a). Opzoomers compositie is ongeveer spiegelbeeldig aan die van Pieneman en verschillende details, zoals de helm op tafel, de hangende wapenrusting en het uitzicht door de tentopening lijken direct te zijn overgenomen. In de geschiedenisboeken is echter geen sprake van een bezoek van Magdalena aan Valdez' tent; voor zover er al een locatie van Magdalena's smeekbede wordt gegeven is dat Den Haag, haar woonplaats, waar ook Valdez gedurende het beleg resideerde. Pieneman heeft zich vermoedelijk gebaseerd op een toneelstuk of een ander literair werk over Magdalena Moons, waarvan er vele in omloop waren. De ontmoeting in Valdez' tent komt al voor in het toneelstuk van Bontius, waarvan de eerste druk in de zeventiende eeuw uitkwam en dat in 1821 nog werd herdrukt, met een illustratie van Magdalena en Valdez bij de tent. Ook de stukken van Boon (1730) en Westerman (1809) sluiten hierbij aan. De meest waarschijnlijke inspiratiebron voor Pieneman is het epische gedicht Leyden ontzet in 1574 van A. van der Hoop uit 1833. Hierin worden vele elementen uit Pienemans compositie letterlijk zo beschreven. Van der Hoop heeft het over een ‘kostbre tent’, hij noemt de helm op het met een kleed bedekte tafeltje en hij schrijft dat Magdalena in feestgewaad bij Valdez komt. In dat laatste punt wijkt Opzoomer van Pienemans opzet af; in zijn