1573
18 P. Barbiers Bzn. 1772-1837
Het ogenblik, waarop Pieter Dirkz. Hasselaer zich bekend maakte, toen de Spanjaarden zijn jongere broer Claes Dirkz. in zijn plaats wilden arresteren
Aquarel, 57 × 75,5 cm
Opschrift op afzonderlijke stroken: Het gevange neemen van Pieter Dirkz. Hasselaar op den 10den julij 1573 naar den overgaaf van Haarlem aan den Spanjaarden, toen dezelven zijne broeder in zijne plaats wilde nemen, den eerstgen. zegde ‘zoo gij den vendrik zoekt, laat deeze los ik ben het’; door P. Barbiers geinventeerd en getekend en door de Maatschappij Felix Meritis in den maand decem. ao 1810 met den goude eer penning bekroond.
Wie eert den stervling niet, wiens borst van liefde brandt | voor ware broedermin en voor zijn vaderlandt | De deugd van Hasselaar kan ons ten voorbeeld strekken | en vriend en vreemdeling moet zij tot eerbied wekken
Datering: 1809
Reproduktieprent: gravure door D. Veelwaard in Algemeene Konst- en Letterbode, 1811 deel 2, blz. 147; Atlas fm, nr. 628 en 629
Amsterdam, Rijksmuseum
De familie Hasselaer zit juist aan tafel, als de Spanjaarden het huis aan de Grote Markt binnen dringen om de vaandrig Pieter Dirkz. te arresteren. Zij zien echter diens broer Claes voor hém aan en willen deze dan ook de boeien aanleggen. Op dat moment staat Pieter op, wijst met zijn rechter hand op zich zelf, met zijn linker op zijn broer en zegt tot de Spaanse officier: ‘Als u de vaandrig zoekt, laat hem los, ik ben het.’ De moeder van de broeders Hasselaer is door het gebeurde hevig ontsteld, maar haar zuster Kenau schiet haar te hulp en reikt een glas water aan. Door het raam is de toren van de St. Bavo zichtbaar, van waar de bloedvlag uithangt ten teken dat er terechtstellingen plaats vinden.
Pieter Dirkz. Hasselaer (1554-1616) behoorde tot de zevenenvijftig burgers op wie het generaal pardon, dat Alva op 21 augustus 1573 na de overgave van Haarlem aan de Spanjaarden had afgekondigd, niet van toepassing was. Hij werd nog in die maand (en niet op 10 juli, zoals het opschrift vermeldt) gearresteerd, maar kort daarna weer vrij gelaten. Tezamen met zijn broer Claes (overleden in 1592) was hij de stamvader van het bekende Amsterdamse regentengeslacht Hasselaer; de befaamde Kenau was hun tante. Het verhaal over de arrestatie is door Hooft uit de mond van Pieter Hasselaer zelf opgetekend.
Pieter Barbiers behoorde tot de eerste kunstenaars, die in het historiële vak vaderlandse onderwerpen uitbeeldden. In 1804 won hij bij de prijsvraag van het Genootschap Felix Meritis voor de beste ‘historiële teekening’ met als onderwerp ‘de familie van Van Oldenbarnevelt smeekt om vergiffenis bij Prins Maurits’ een eervolle vermelding.
Voor deze tekening werd hij in 1810 met de gouden medaille bekroond. De voorstelling werd meteen in prent gebracht en, voorzien van een uitgebreid commentaar, gepubliceerd in de Algemeene Konst- en Letterbode van 1811. Dat commentaar geeft een scherp inzicht in de opvattingen, die er bij Barbiers en bij de kunstcritici leefden omtrent de wijze van behandeling van onderwerpen als deze.
De commentator begint met te wijzen op de aanwezigheid van Kenau, de tante van de hoofdpersoon. Nergens is geboekstaafd, dat deze dappere verdedigster van Haarlem aanwezig was op het moment van de arrestatie, maar ‘eene vrouw van die vermaardheid’
cat.nr. 18a P. Barbiers, De arrestatie van Hasselaer (tekening). Amsterdam, Rijksprentenkabinet