1272
3 Ch. Rochussen 1814-1894
Floris V bij Vronen
Doek, 87 × 129, 5 cm
Gesigneerd en gedateerd: C.R. 1856
Tentoonstellingen: Amsterdam, Arti et Amicitiae, 1856, nr. 174, ‘Graaf Floris v op den dijk te Vroone 1272’; Den Haag 1857, nr. 500, en Rotterdam 1860, nr. 245, ongeveer gelijkluidende titel; Wereldtentoonstelling Londen 1862, nr. 1304, ‘Count Floris v on the dyke at Vroone’
Rotterdam, Museum Boymans-van Beuningen
Het schilderij geeft een episode weer uit de eerste veldtocht van Floris v tegen de Westfriezen.
De vader van Floris, graaf Willem ii, was in 1256 bij een poging West-Friesland te onderwerpen gedood. Het is dus niet verwonderlijk dat Floris, zodra hij meerderjarig was geworden en zelf het bestuur over Holland ter hand had genomen, een veldtocht ondernam tegen de Westfriezen om hen te onderwerpen en zijn vader te wreken. In 1272 bracht hij in Alkmaar een leger bijeen om van daaruit West-Friesland binnen te vallen. Omdat het land ten westen van Alkmaar zeer drassig was en door vele watertjes werd doorsneden, en daardoor zeer moeilijk begaanbaar was voor het leger, liet Floris een dijk aanleggen van Alkmaar naar Ouddorp en verder West-Friesland in. Toen de Westfriezen dat in de gaten kregen vielen ze de dijkwerkers en de hen beschermende soldaten aan en joegen ze op de vlucht. Na het horen van dit nieuws trok Floris met de hoofdmacht van zijn leger vanuit Alkmaar op en viel de vijand aan. Deze hield echter op het hem vertrouwde terrein stand en slaagde er zelfs in het Hollandse leger terug te drijven. De soldaten van Floris raakten daarop in paniek en sloegen op de vlucht. Ze werden door de Westfriezen tot voorbij Alkmaar achtervolgd en pas bij Heiloo, waar het terrein weer steviger werd, wist Floris zijn leger tot staan te brengen en de vijanden weer terug te drijven. Hoewel hij dus uiteindelijk de overwinning behaalde, had hij zoveel manschappen verloren dat hij zijn veldtocht niet verder kon voortzetten. Melis Stoke schrijft dat Floris vijfhonderd man verloor, waaronder vele edelen, tegenover de Westfriezen achthonderd.
Welk moment uit deze veldtocht precies is uitgebeeld is niet geheel duidelijk. Franken en Obreen menen dat Rochussen het ogenblik heeft gekozen dat Floris zijn teruggeslagen troepen tot staan heeft gebracht en het sein geeft de tegenaanval in te zetten. Ook de criticus, die de tentoonstelling in Arti et Amicitiae in zowel de Kunstkronijk als de Algemeene Konst- en Letterbode recenseerde, is deze mening toegedaan. Als we het schilderij bekijken is het echter waarschijnlijker dat hier het moment is weergegeven dat Floris met de hoofdmacht van zijn leger bij het punt is aangekomen waar de dijkwerkers en hun beschermers door de Westfriezen zijn verjaagd. Op de voorgrond zien we een kruiwagen en enkele spaden en rechts meer naar achteren liggen schepen, beladen met riet- en takkebossen bestemd voor versteviging van de dijk. De onzekerheid over het onderwerp is vermoedelijk te wijten aan het feit dat Melis Stoke in zijn Rijmkroniek het plaatsje Vronen helemaal niet noemt. Bij Wagenaar wordt het dorpje echter wel genoemd en wel als de plaats waarbij Floris voor de eerste keer met de vijand slaags raakte.
Rochussen oogstte met dit schilderij veel succes. Alleen de criticus, die de Haagse tentoonstelling in de Kunstkronijk besprak, had enige bezwaren en schreef: ‘Alleen een algemeen aspect van treffende natuurwaarheid, of een sterk effect, zou ons het gemis aan achevé kunnen doen vergeten - maar ook dit is niet de sterke zijde van deze schilderij, die ons roept, maar onbevredigd verder doet gaan.’ In Kunstkronijk en Algemeene Konst- en Letterbode werd het schilderij zeer geprezen vanwege de ‘voortreffelijke waarheid’ in de weergave en Franken en Obreen meenden later dat het een der belangrijkste en mooiste werken van Rochussen was. Het stuk maakte in 1862 deel uit van de Nederlandse inzending voor de Wereldtentoonstelling in Londen.