Met ons allen van het dwaalspoor af!
(2005)–Alphons Levens–
[pagina 143]
| |
XXXXIX
| |
[pagina 144]
| |
Vanuit het balkon van de winkel aan de overkant wapperde nog maar één oranje vlag. Ik bespeurde daar geen gele. Ik weet niet of de hoofdkandidaat, Shaiiendra Girjasingh, van die leeuwpartij er ook persoonlijk bij was geweest of dat hier sprake is geweest van een vrije en bewuste ommezwaai. Ik weet niet of voor deze metamorfose grif is betaald - je hoort van die verhalen over grote bedragen waarmee gesmeten wordt om voor de verkiezingen van 25 mei stemmen te winnen -, wat ik weet is, dat het er heel hard aan toegaat tussen deze twee identiek etnisch gebonden handelarenpartijen. Wat dat betreft verschilt het jaar 2000 enigszins van vroegere jaren, toen de meeste Hindustanen nog in de moederpartij van papa Lach, naar wie drie jaar later de regering Venetiaan-II de bekende Coppenamestraat omdoopte, verenigd waren. ‘Toen ik als kind naar het internaat in Paramaribo kwam, zei men in Nickerie tegen mij: “Wees voorzichtig voor die creolen. Zij gaan je brood van je afpakken. Ze gaan je centen afpakken. Ze gaan je vrouw verkrachten. Ze gaan dit met jou doen en ze gaan dat met jou doen,”’ zei onder de luifel op de hoek van de Waterkant en de Watermolenstraat in Paramaribo een directeur van een Muloschool tegen mij. En hij vervolgde: ‘Ik ben een sportman. Mijn beste vrienden zijn creolen. Je moet alles zelf meemaken. Mijn ouders waren V.H.P.ers, maar sinds de zestiger jaren ben ik dat niet meer. Let op mijn woorden. Deze verkiezingen gaan niet tussen rassen of etnische groepen, niet tussen religieuze groepen, niet tussen man en vrouw. Het is een strijd tussen arm en rijk. Dwars door alle politieke partijen heen. In de jaren na 25 mei zal dit duidelijk worden.’ Een week hierna, het is het jaar 2000, verscheen de rebel binnen de V.H.P., Ben Mitrasingh, op de televisie om te vertellen over een sociologisch onderzoek dat op zijn verzoek verricht was ‘onder Hindustanen.’ En het meest markante, vertelde hij, was, dat de leden van de V.H.P. het niet meer belangrijk vonden tot welk ras de nieuwe president van Suriname zou behoren, als hij maar bekwaam was. Of dit waar is, moeten de jaren Tweeduizend bewijzen; het jaar 2000 is maar pas vier maanden oud. Maar de voorlopige verkiezingsuitslagen zijn nauwelijks een paar uurtjes oud - het Nieuw Front, waarin ook de V.H.P. zit, zou eenendertig van de eenenvijftig zetels behaald hebben en op drieëndertig afstevenen -, of zijn partijgenoot Ram Sardjoe zegt tegen ‘de Ware Tijd’, dat het helemaal nog niet zo zeker is waarvan velen uitgaan: dat drs. Ronald Venetiaan opnieuw president wordt van Suriname. In plaats van in een overwinningsroes te verkeren, houden vele aanhangers van de partijcombinatie ‘Het Nieuw Front voor Democratie en Ontwikkeling’ hun hart vast. Zouden ze daar binnen opnieuw ruzie met elkaar gaan maken om de verdeling van posten en functies en zou dan couppleger Desi Bouterse, net als in 1996, opnieuw met het been vandoor gaan? Hij had zijn smadelijke nederlaag op de televisie toegegeven, maar je wist maar nooit. Immers, met een aantal blaadjes op een glad bureau voor zich gelegd toonde hij aan dat helemaal niet zoveel kiezers op het Nieuw Front hadden gestemd, maar dat het N.F. geprofiteerd had van de ver- | |
[pagina 145]
| |
deeldheid binnen zijn eigen vroegere N.D.P.-coalitie. ‘De Ware Tijd’ had de overwinnaars trouwens in haar eerste redactioneel commentaar ook meteen hiervoor gewaarschuwd. Zij schreef: ‘Het N.F. dient te beseffen dat het een immense taak moet volbrengen. Er moet vooral niet worden vergeten dat ruim 80.000 kiezers niet naar de stembus zijn gegaan. Kiezers hebben onvoldoende geloof in politici. Ook al heeft het N.F. een enorme overwinning behaald, dient deze combinatie te beseffen dat 190.000 stemgerechtigden niet vóór haar heeft gestemd.’ En zo zie je ook, dat wanneer je het oneerlijk districtenstelsel niet verandert in het volledig evenredigheidsstelsel, omdat het jou eens aan de macht heeft gebracht, jij een volgende keer er zelf de dupe van kunt worden. Wij leven inmiddels drie jaren na die verkiezingen. En politici beginnen zich voor te bereiden op de verkiezingen van 2005. Allerlei vrijages vinden reeds plaats tussen verliezers van de vorige verkiezingen en nieuwe partijen die worden opgericht. Ik bespeur er helaas geen socialistische partij tussen; het blijft vooralsnog opnieuw rechts in Surinames politiek landschap. Op de sportpagina van ‘de Ware Tijd’ verschijnt het meteen opvallende bericht dat Johnny Kamperveen, voorzitter van de voetbalvereniging Transvaal en een van de directeuren van het radio- en televisiestation A.B.C., bedankt heeft voor de functie bij Transi en ook de politiek ingaat. Er staat nog niet bij in welke politieke partij hij zal opduiken of dat hij net als andere debutanten ook een partij zal oprichten. Wel stond niet zo lang geleden in dezelfde krant vermeld, dat bij de laatst gehouden bestuursverkiezingen binnen de Surinaamse Voetbalbond hij van de drie kandidatenlijsten het minste aantal voorkeurstemmen op zijn persoonlijke naam wist te vergaren. Je vraagt je af, waarom zo iemand niet gewoon zijn werk als journalist blijft doen en steeds beter probeert te doen, zoals ik me altijd heb afgevraagd waarom de eens populaire sportinstructeur in het leger, Desi Bouterse, niet genoeg voldoening vond in zijn functie en in zijn lucratieve varkenskwekerij aan het Pad van Wanica - thans Indira Gandhiweg -, maar zo nodig zichzelf in de nesten moest werken. Elders in dezelfde editie van deze krant staat de zin: ‘Politiek betaalt!’. Dat dit zo is heb ik wel kunnen merken bij een leerkracht die nu directeur is van een Muloschool. Hij schaamde zich er zelfs niet voor zelf te vertellen hoe hij van V.H.P.er N.D.P.er was geworden. Hij werkte als leerkracht in Paramaribo, zei hij, terwijl hij in Commewijne woonde. Dat ging hem uiteindelijk de keel uithangen, maar hij kon niet overgeplaatst worden naar zijn woondistrict. Misschien, omdat toen de politieke combinatie van Desi Bouterse en Jules Wijdenbosch, toen nog politieke buddy's van elkaar, aan het bewind was. Dus - ja, wat onze onderwijzer betrof was het ‘dus’ -, dus toen een delegatie van de N.D.P. eens een massameeting hield in de hoofdplaats Nieuw-Amsterdam, was hij er meteen naartoe gereden. En hij had als een notabele pontificaal plaatsgenomen op de eerste rij, zodat Bouterse en Wijdenbosch hem goed konden zien. Hij vertelde er niet bij hoe vaak hij die avond had geapplaudiseerd; wel, dat hij meteen ha de meeting naar de leiders van de | |
[pagina 146]
| |
N.D.P. was toegestapt om hen zijn probleem voor te leggen. In het schooljaar daarop was hij inderdaad meteen leraar op een Muloschool in Commewijne. Vóór zijn woning wapperde voortaan de paarse vlag van de N.D.P. en niet meer de bekende oranje met een olifant erop. Zijn kinderen kon je na schooltijd vanaf toen in paarse propagandatruien op straat zien fietsen en niet meer in de oranje met die olifant erop. Maar dat is niet zo gebleven, want hij was nog geen directeur van die school. Doch de N.D.P. was niet aan de macht gebleven, zoals bekend. Dus kon je in één jaar tijd in de tuin voor zijn woning zien wapperen: eerst de V.H.P.-vlag, daarna de N.D.P.-vlag, toen weer de V.H.P.-vlag, een tijdje zelfs de vlag van de afsplitsing van deze partij, de gele B.V.D.-vlag met die leeuw erop en toen hij wat zekerder was hoe de wind zou waaien in het land, tenslotte opnieuw de V.H.P.-vlag. Zijn kinderen zag je in dat jaar even zo vaak in een shirt van telkens weer een andere politieke kleur op straat fietsen. Toch kon deze beroepsopvoeder niet begrijpen waaraan het lag, dat één van zijn zonen zeer onhandelbaar en wispelturig was geworden op school - notabene op de school waar hij zélf les gaf - dat de jongen zelfs was blijven zitten. Blijven zitten...? Na de grote vakantie zat hij gewoon tussen de bevorderden in de vierde klas. Maar dit laatste had niet meteen met politiek te maken, althans niet met de politieke politiek, zoals volgens Assembléelid Otmar Rodgers de oud-minister-president Henck Arron het noemde.Ga naar eindnoot* Op deze Muloschool gaven namelijk ook een paar neven en nichten - oomzeg- gers - van deze vader en leraar les. Een gevolg van het nieuwe beleid van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling dat erop neerkwam, dat zodra er een in het district geboren leerkracht beschikbaar was een leerkracht uit Paramaribo werd teruggeroepen naar de stad. Maar dit was wel toevallig: in de wachtkamer van de cardiologen van het Academisch Ziekenhuis, waar ik moest zijn voor een sportkeuring, zag ik zitten de Mulodirecteur die mij vóór de verkiezingen onder de luifel op de hoek van de Waterkant en de Watermolenstraat had voorspeld, dat de strijd in ons land zou gaan tussen arm en rijk, dwars door alle etnische groepen en partijen door. Hij was pas gepensioneerd. Wij raakten aan de praat. En natuurlijk ging het gesprek niet alleen over zijn hart, maar ook over het onderwijs waarin hij zijn beroepsleven lang had gezeten. Eigenlijk zat hij er nog in, want 's avonds gaf hij ergens enkele uren les, omdat zijn pensioen de helft bedroeg van zijn laatst ontvangen directeurssalaris. Als pensioengrondslag, legde hij mij uit, had de Overheid nota bene zijn salaris van twee jaren daarvóór genomen. Ik kreeg even kippenvel toen ik dat hoorde, want mijn lerarensalaris was evenveel als zijn pensioen en ik had nog zes jaren in het onderwijs te gaan. Ik realiseerde me meteen wat dat voor mij zou betekenen als ze als pensioengrondslag mijn loon van over vier jaar zouden nemen. In 's avonds bijwerken had ik geen zin, omdat ik me had voorgenomen na mijn pensionering voltijds schrijver te zijn. En daaraan verdien je in Suriname, zou de oud-directeur van Cultuur, Elfriede Alexander-Vanenburg zeggen, geen droog brood. Dat zag ik zelf aan Michaël Slory, reeds | |
[pagina 147]
| |
gepensioneerd leraar Spaans over wie de kinderen op school mij vragen of hij gek is, omdat ze zien hoe hij erbij loopt op straat. Ik hoor ze al dat over tien jaar ook over mij vragen. Geen paniek! Shrinivãsi heeft tijdens de viering van de zestigste verjaardag van Michaël in theater Unique, georganiseerd door de Schrijversgroep '77, hierover reeds gezegd, dat het Surinaams publiek zijn schrijvers gek maakt. En hij haalde er het voorbeeld van Leo Ferrier bij die na zijn roman Atman het volgende manuscript verscheurd had en nooit meer gepubliceerd heeft. Zover zal toch niemand mij krijgen? Maar zoals ik zei, ging het gesprek in het Academisch Ziekenhuis ook over ons onderwijs en vooral over de wantoestanden daarin. Want waarom zou je het over de goede dingen hebben? Goed hoort goed te zijn. Dus... ook over de corruptie. Want het gesprek van de dag in het land ging over de rotte appels in de mand van de politie, van de douane, de penitentiaire ambtenaren en het leger, doch niemand had het over die van het onderwijs. En hij zei: ‘Ik kom op plaatsen waar ik mensen werk zie doen waarvoor je een Mulodiploma nodig hebt, terwijl ik honderd procent zeker weet dat zij nooit voor het Mulo zijn geslaagd.’ Niets nieuws, dacht ik, ze zijn gewoon ‘geregeld!’. Doch de oud-directeur vervolgde met de veelzeggende woorden: ‘Daarom heb ik altijd zo gewerkt. Als ik van het ministerie bijvoorbeeld zestig blanco diploma's had ontvangen voor de uitreiking en er waren op mijn school maar vijftig kandidaten geslaagd, dan bracht ik de tien overtollige blancodiploma's de volgende dag meteen terug. Ik hield ze niet bij mij op kantoor, wat sommige collega's wel doen. Want, je ziet het...’ Ik was even stil..., durfde niet eens nadere vragen te stellen. Bang om wat ik nog meer zou kunnen horen. Toen had hij het over de kleinere corrupties op school met evenwel fatale gevolgen voor sommige kinderen. De kinderen die in de eerste Mulo zouden blijven zitten omdat ze enkele onvoldoendes teveel op hun rapport hadden, maar die dan langs de leraren op bedeltoer gingen om telkens één of twee tiende puntje erbij. Met bij iedere leerkracht hetzelfde verhaaltje: ‘Juf, ik heb net één onvoldoende teveel. Als u me aan maar één tiende punt helpt, kom ik voor uw vak op een zes en ben ik over. Ik beloof u, juf, dat ik het volgend jaar harder mijn best zal doen.’ En de juf: ‘Even kijken wat ik voor je kan doen. Inderdaad... Je staat bij mij op een 5,4. Goed dan. Ik maak er een 5,5 van.’ En de gepensioneerde rekende mij voor: ‘Maar die 5,5 wordt dan reglementair afgerond naar een zes. Dus heeft het kind niet slechts één tiende punt cadeau gehad. Als zo'n kind bij, zeg maar, drie leraren op deze wijze succes heeft gehad, heeft het zonder studie eenvoudig drie onvoldoendes weggemaakt. En een zwakke leerling gaat gewoon over. In de tweede klas gebeurt hetzelfde. En in de derde ook. Vandaar die zwakke vierde klassen. Geen wonder dat daar dan leerlingen drie jaren achtereen zakken voor het examen. Heb je ze dan geholpen...? Hun basis was zwak. Dat beseffen de leraren niet die zich schuldig maken aan dergelijke praktijken.’ Ik vroeg hem aan zijn hart te denken. Ik was daar slechts voor een sportkeuring en begon me schuldig te voelen, omdat wij het niet over iets vrolijks hadden. Maar waarover kan een gepensioneerde Mulodirec- | |
[pagina 148]
| |
teur met zijn hart op de juist plaats nou anders praten? Over die ene leraar die in één jaar tijds van zoveel politieke partijen achter elkaar lid is geweest? En die ook nog directeur wilde worden? Directeur is hij geworden. Maar omdat ik er niet ook een ziek hart aan over wil houden, vertel ik liever niet hoe. Ik trek toch liever mijn trimschoenen aan en ga een rondje rennen. Dan hoef ik slechts één keer in de twee jaar hier bij dokter Oehlers te zijn voor een goedkeuring om deel te mogen blijven nemen aan de halve marathon. Die halve marathon die in andere landen 21,1 km lang is, maar bij ons in de felle zon van half vijf 's middags bijna 22 km, waarover cardioloog Oehlers het hoofd schudt. Niet zozeer om de lengte, alswel om de hoge temperatuur.Ga naar eindnoot** Er verschijnen bij alle ellende toch enkele opgewekte berichten in de krant. De politie heeft te Uitvlugt een laboratorium waar men massaal XTC-drugstabletten zou produceren ontmanteld. Er zijn daarnaast op diverse adressen in Paramaribo en Nederland enkele Surinamers en Nederlanders gearresteerd die ermee te maken hadden. Daaronder bevonden zich ook enkele hoge officieren van ons Nationaal Leger. Aan journalisten die hem ondervroegen vroeg legerbevelhebber Mercuur daar niet zo verbaasd over te doen: ‘Natuurlijk heb je ze ook in het leger. Je hebt ze overal: bij de politie, bij de douane, de penitentiaire ambtenaren..., overal!’ Ook hij verzuimde het onderwijs te noemen. En de gezondheidszorg! Want niemand in het land durft te praten over de huisartsen die aan drugs verslaafd zijn en in hun poli zelfs drugs verkopen, zoals niemand jaarlijks statistieken over het aantal zelfmoorden in het land durft te publiceren.Ga naar eindnoot*** Zelfs de politie die er telkens samen met een dokter bij gehaald wordt laat ons aan het eind van het jaar slechts weten hoeveel mensen in het straatverkeer zijn omgekomen. De moralisten nemen dan de statistieken over het aantal doden door seksueel verkeer voor hun rekening. Maar er verschijnen nog meer leuke berichten in de krant. Minister Siegfried Gilds van Justitie en Politie deelde in de Nationale Assemblée mede, dat in de afgelopen vijftien maanden achtendertig politieambtenaren oneervol waren ontslagen wegens allerlei onoorbare handelingen en plichtsverzuim. ‘Hoera!’, zou je roepen. Maar hoe vang je nu de andere niet eerbare burgers, als de minister erbij zegt, dat de uitstroom van politiemensen groter is dan de instroom? Want het aantal dieven, rovers, moordenaars en verkrachters buiten de politiecellen en gevangenissen is groter dan het gezelschap achter de tralies! Zéker, als wij de ‘witte-boorden-criminelen’ - niet altijd zijn de boorden wit - met hun pen of computer en hun gladde gezichten meerekenen. En als je meetelt de uitstroom van arrestanten en gedetineerden door hulp van hun bewakers! Een andere Mulodirecteur vertelt me ergens in de jaren negentig van de pas verlaten eeuw, dat de toenmalige directeur van onze oudste Muloschool vijfhonderdduizend gulden uit de schoolkas, die door zijn leerlingen was opgebouwd, had doen verdampen; om het met de woorden van de toenmalige procureur-generaal van het land uit te drukken. Dit was ver voor de tijd dat | |
[pagina 149]
| |
president Telting van de Centrale Bank de drie nullen op onze bankbiljetten had laten schrappen. Het Ministerie van Onderwijs wilde er geen politiezaak van maken en kwam met de man tot een schikking. Hij zou dat bedrag in kavels terugstorten. Zou! Want hierna vertrok de directeur naar St.Maarten. Gelijktijdig vond er een onderzoek plaats in een gelijksoortige praktijk van een met pensioen gaande Mulodirecteur in Groningen, Saramacca. Daaraan is ook nooit ruchtbaarheid gegeven. En wat de correctie is geweest weten we tot op heden niet. De geschiedenis van Suriname, de echte geschiedenis, moet nog geschreven worden. Maar waarom zo treurig gestemd? Surinamers hebben tijdens de laatstgehouden teleton op de S.T.V.S. toch bewezen, dat zij het hart op de juiste plaats hebben? In enkele uren werd meer dan een half miljard opgehaald voor de A.I.D.S.-patiënten. Echter begrijp ik tot vandaag niet, waarom het in 1983, toen wij kennis maakten met het H.I.V., inhumaan was om de eerste besmette personen net als in Cuba meteen in quarantine te plaatsen, maar iedereen het nu wel normaal vindt dat de met S.A.R.S. besmette personen onherroepelijk worden geïsoleerd. Of ik het niet begrijp? Natuurlijk wel! Dat komt doordat in de A.I.D.S.-kwestie de moralisten het beleid uitstippelden en niet de denkers. Zij probeerden met de bestrijding van deze ziekte twee vliegen in één klap te slaan. Soms had ik zelfs het gevoel, dat hun hoofddoel eigenlijk was de bestrijding van een andere ziekte: het hebben van meer dan één partner, waarmee zij bedoelden, dat een man niet meer dan één vrouw mocht beminnen; want over het evident en manifest fenomeen ‘buitenmannen’ mag in Suriname ook niet luid gesproken worden. Ik hoorde dezer dagen wel, in verband met de herdenking van honderdendertig jaar Hindustaanse immigratie, een gepromoveerde mevrouw Lall-mahomed aan een interviewer van Radio Nederland Wereldomroep vertellen, dat haar ‘grootmoeder reeds een geëmancipeerde vrouw was,’ en dat ze het jammer vond ‘dat in Suriname die emancipatie niet is doorgegaan,’ - het waren haar woorden -, ‘want,’ zei ze, ‘mijn grootmoeder had reeds twee mannen; één voor thuis voor de verzorging van de kinderen en zo, weet u wel, en één voor de sier.’ Maar dit vertelde ze niet hier. In Holland, waar onze politici ook meer aan journalisten loslaten dan in eigen land. Het zou te maken hebben gehad - dat van die grootmoeder met twee mannen - met het tekort aan vrouwen onder de immigranten; maar beide mannen konden ermee leven, zei ze. Wel..., ik weet niet of dit reeds een bewijs van emancipatie is, volgens mij moet er veel meer gebeuren voordat een mens zich geëmancipeerd mag noemen, maar ik kan die doctor de verzekering geven, dat dat wel gewoon is doorgegaan. Misschien niet onder de Hindustaanse vrouwen, misschien niet, toch wel in Suriname. Maar ik vind het nog geen reden om het hoofdaccent van de strijd tegen A.I.D.S. te verleggen naar gedragsverandering, want terwijl het gras groeit sterft het paard; sterven de paarden. Deze fout die vanaf 1983 wordt gemaakt, kan nu helaas niet meer worden gecorrigeerd. En daar lijden wij, dank zij de moralisten, nu met z'n allen onder. | |
[pagina 150]
| |
En..., wat gaat dat snel. Over twee jaren zijn er weer verkiezingen. En dan vijf jaar daarna weer. De andere ziekte. De ziekte van de democratie. De democratie die geen Democratie is. Geen volksdemocratie, zoals in de socialistische landen. Het begon reeds tijdens Carifesta VIII in ons land: dat propageren van onze culturele verdeeldheid als een grote deugd, als een grote verworvenheid, als een koopwaar. En als voorbeeld van onze religieuze tolerantie werden weer die twee gebouwen gesteld. De Moslimmoskee aan de Keizerstraat die gebouwd werd toen reeds decennia lang nauwelijks religieuze activiteiten werden ontplooid in de Joodse synagoge daarnaast... omdat er nog maar zes Joodse families zijn in ons land. Althans volgens een televisiedocumentaire over de Joden in Suriname. Waarom men het toch nog steeds iets bijzonders vindt dat van de synagoge uit geen bulldozers zijn uitgerukt om de moskee ernaast omver te duwen, begrijp ik dus niet. Maar straks zullen we het weer beleven: de oranje vlaggen die door gele worden vervangen, de paarse die groen worden, de bundelingen op niet ideologische basis, evenzo de afsplitsingen. Straks. En vijf jaar daarna weer... als er geen vervroegde verkiezingen zijn. Mensen die wegspringen en terug en misschien weer weg... naar ergens anders. Geld, kapitaal I, dat men over de balk gooit om na de verkiezingen te roepen, dat we niet moeten wachten op de Overheid, maar het zelf moeten doen. Dit hoorde ik trouwens vanavond nog in het S.T.V.S.-journaal. De bewoners van een dorp in het verre door de binnenlandse oorlog verwoeste binnenland, achter het stuwmeer, hadden zelf een bibliotheek gebouwd en wachtten op de boeken uit de stad. Die zouden wel komen, beloofde de districtscommissaris en hij prees de mensen voor hun zelfinitiatief tot zover: ‘Want, wij moeten niet wachten op de Overheid, maar het zelf doen.’ 't Lag natuurlijk aan het bewustzijn van de inwoners, dat ze deze overheidsambtenaar niet meteen hadden gegijzeld en uitgekleed en zijn uniform hadden vervangen door een panyi, zodat hij voortaan mee kon blijven zelf doen. Want, waarom hebben wij immers al die dure verkiezingen gehouden als wij dit voortdurend moeten aanhoren? Vele jaren na de laatste verkiezingen nog en zelfs enkele maanden voor de volgende? Waarom maken ze opeens een onderscheid tussen de Overheid en ons? Soms zeggen ze, zij in de Overheid, dat wij het samen moeten doen, het opbouwen van ons land, de Overheid en wij zijn één. En op een ander moment, dat zij niet meedoen. Dat wij het zelf moeten doen. En mensen met allerlei titels voor hun naam spreken hen klakkeloos na. Spreken ook namens hen. Verwisselen ook op hun erven en op de daken van hun huizen de ene vlag na de andere voor weer een andere. De oranje met de olifant erop voor de gele met de leeuw, de gele met de leeuw voor de paarse, de paarse voor de kleurloze...! En bij de viering van honderdenvijftig jaar vestiging van Chinezen in Suriname, terwijl de Volksrepubliek China in navolging van de voormalige Sovjet Unie en the U.S.A. zijn eerste mens veertien maal om de aarde laat draaien, zijn ze allen present. Zij die vóór de Chinezen in dit land waren en zij die na hen kwamen, allemaal kwamen ze Tjauw Min eten. Maar niemand die zich afvroeg waarom | |
[pagina 151]
| |
er nog steeds Chinezen uit hun vaderland vluchtten, in plaats van daar te blijven helpen opbouwen. Niemand bij wie de vraag opkwam of de Chinezen die nog kwamen uit dat-land-in-snelle-opmars wel de besten onder de mensen waren. Ze waren gekomen om Tjauw Min te eten, Tjauw Min en andere Chinese lekkernijen, zonder daarmee de levensbeschouwing van het grote vooruitstrevende land van Mao Tse Tung ook tot zich te nemen.
19 oktober 2003. |
|