Met ons allen van het dwaalspoor af!
(2005)–Alphons Levens–
[pagina 112]
| |
XXXXV
| |
[pagina 113]
| |
voordroeg. Het geheel werd vertaald door onze Monique Pool die ook een synopsis van de Surinaamse literatuur had gegeven en de heer Alain Mijdt, half van ons vanwege zijn vader en half van onze buren, omdat zijn moeder van daar is; hij spreekt vloeiend Nederlands en Sranan Tongo, omdat hij hier op de Bernardschool heeft gezeten en in Nederland tussen Srananmans heeft gewoond en perfect Frans, omdat hij in Parijs gewoond en gestudeerd heeft. Maar hij was niet de enige, want toen ik zaterdagmorgen bij de balie van ons hotel een Chinese dame in het Engels groette en aansprak, zei ze in zuiver Nederlands: ‘Jullie hebben recht op het ontbijt. U kunt doorlopen naar achteren bij het zwembad;’ ze heeft hier de middelbare school afgemaakt en in Parijs hotelmanagement gestudeerd. Op de balie lagen drie exemplaren van ‘de Ware Tijd’ inclusief de literaire pagina, maar die waren besteld. Op de markt kon ik op haar aanwijzing nog een exemplaar kopen voor vijf franc bij een koers van Sf. 370,- voor een franc. Ik mocht met een Surinaamse Tweeduizend betalen. Uit blijdschap rekende ik pas later uit dat ik Sf. 150,- teveel had betaald. Een hand appelbacove kostte me tien franc, evenals een kilo mandarijnen. La Guyane is voor ons een duur land; bij een benzinestation las ik dat een liter gasoline 5.84 franc kost; de afstand St.Laurent-Cayenne is 250 kilometer. Maar ook voor leraren en ambtenaren uit Frankrijk is dit land duur; daarom krijgen zij bovenop hun salaris een extra duurtetoeslag van 40%. Tijdens ons ontbijt zag ik aan een andere tafel blanke - witte - leraren schriftelijk schoolwerk corrigeren. Wonen in een hotel is misschien goedkoper dan een huis huren, denk ik zo. Maar misschien betaalt de staat Frankrijk dat, zoals hij ook ons verblijf met dure overvloedige maaltijden van enkele gangen in chique restaurents subsidieerde. Zaterdagavond kon ik na het voorgerecht en de helft van het restant van het voor gerecht van Lisbeth Perotie niets meer op en bedankte voor het hoofdgerecht en wat daarna kwam. Vlak aan de overkant van ons hotel had ik daarentegen het hele weekend een vrouw op het trottoir zien liggen, een van de vele zwervers en aan drugs verslaafden die er nu, soms luid scheldend, rondlopen; Paramaribo anno 2000. Achttien jaar geleden was ik er ook geweest en had ik middernacht vrij door Cayenne gewandeld. Het viel me toen op dat de straatventers hun producten gewoon met een doek of een stuk plastic afgedekt op de trottoirs hadden achtergelaten voor de volgende verkoopdag. Of dat nu ook is veranderd weet ik niet, omdat er feest was in de stad. Cayenne is een stuk Parijs als je naar de winkels en restaurants kijkt, maar je moet natuurlijk verder kijken. Dan zie je ook de armoe en de uit onvrede stakende inlandse ambtenaren op de balkons en erven van de overheidsgebouwen. Dan zie je ook nauwelijks een inlander onder de politiemannen, douaniers en militairen in uniform, soms in broeken tot de knie: ons oostelijk buurland is nog gewoon een kolonie van witten aan de top. Zaterdagmorgen heb ik vier groepen donkerkleurige kleuters en lagereschoolleerlingen in de rij zien passeren. Alle vier onder leiding van een witte juf of maître. Op de markt zag ik twee mannen staan met een in kleur gedrukte binnenlandse krant. Aangezien ik geen Frans lees | |
[pagina 114]
| |
vroeg ik ze wat voor krant zij verkochten. En ze zeiden in het Engels dat zij voor de onafhankelijkheid van la Guyane streden en dat die krant diende om het volk bewust te maken; Suriname in de jaren zeventig. Maar dan heb ik nog niet verteld, waarom en door wie wij precies waren uitgenodigd. Dat was door de voorzitter van de organisatie Promolivre (promotie van het boek), Madame Tchisséka Lobelt en ter gelegenheid van het jaarlijks terugkerend feest van het lezen, ‘Lire en Fête’ (feestend lezen), in geheel Frankrijk en zijn koloniën. In de bus weer op eigen bodem en niet meer op schone gladde straten zei ik zondagmiddag 15 oktober tegen de anderen: ‘De mensen rekenen er misschien op, dat wij ze ook uitnodigen, maar dat luxueuze onthaal dat zij ons hadden bereid, kunnen wij ons echt niet permitteren.’
21 oktober 2000. Eerder gepubliceerd in ‘de Ware Tijd’ van 30 oktober 2000, onder de titel: ‘Surinaamse schrijvers verzorgen literaire avond in la Guyane.’ Leest u hierbij o.a. ook in de dichtbundel ‘Wee het volk dat niet meer denkt!’ van dezelfde schrijver van dit boek het gedicht: ‘Het slechte verleden niet meenemen’ en in de dichtbundel, getiteld ‘..., want nooit wordt alles gezegd’ het gedicht ‘Hulp’. |
|