XXXVIII
Opmerkelijke uitspraken over prijzen en lonen
Meneer de redacteur,
In uw dagblad van vrijdag 19 januari 1996 werden enkele uitgesproken ideeën gepubliceerd die mijn bijzondere aandacht trokken. Ze waren des te opvallend, omdat ze in dezelfde editie van ‘de Ware Tijd’ stonden en dus onafhankelijk van elkaar ontsproten waren.
Op de frontpagina stond onder de kop ‘Salarisaanpassing ambtenaren tussen 30 en 40%: ‘Hoewel nog niet over percentages gesproken is, zegt C.L.O.-voorzitter Hendrik Sylvester dat de vakcentrale meer op de lijn zit van de Centrale Bank van Suriname (CBvS) voor wat de berekening van het inflatiepercentage betreft. Wordt uitgegaan van de methode van de bank, dan is de voorlopige inflatie voor 1995 37,1%. De salarisaanpassing zal dus in de buurt van dit percentage komen te zitten. Het inflatiepercentage volgens het Algemeen Bureau voor de Statistiek (A.B.S) is 235,9%.’
En in hetzelfde artikel, maar op pagina 9: ‘Derby zei wel voor wat de berekening van het inflatiepercentage betreft achter de methode van het A.B.S te staan. Ook hij vond een algemene loonaanpassing van 236% echter onverantwoord’, enz. Zie verder ter plaatse.
De eerste vraag die bij je opkomt is: ‘Op grond waarvan kiest een vakbondsleider voor het ene en niet voor het andere?’
Op pagina 2 las ik het lijvig artikel van Prof. Dr. B.H. Mhango onder de titel: ‘Gebruik prijsindexcijfer bij inflatiebepaling.’ En ik citeer enkele passages: ‘Inflatie betekent dat het gemiddeld prijsniveau toeneemt, onder de veronderstelling dat de kwaliteit dezelfde blijft. (Omgekeerd wordt onder deflatie verstaan een prijsdaling onder gelijkblijvende kwaliteit).’ En: ‘Met inflatie in een periode wordt bedoeld: de stijging van het gemiddeld prijsniveau in die periode t.o.v. het gemiddeld prijsniveau van de overeenkomstige periode die eraan voorafgaat.’.
Na een lange uitleg over wat eigenlijk het indexcijfer betekent, schijft hij verder: ‘Reeds enkele maanden is er een discussie gaande hoeveel de inflatie in 1995 bedraagt. Er worden hiervoor twee cijfers genoemd: 235% en 35%. Het verschil komt door verschillende berekeningsmethoden.
Het eerste cijfer heeft betrekking op een vergelijking tussen het gemiddeld prijsniveau van 1995 t.o.v. dat van 1994. Het tweede cijfer heeft betrekking op de vergelijking van het prijsniveau van december 1995 t.o.v. dat van december 1994.’
En verder: ‘Conform de boven aangegeven conventie stellen wij hier echter voor om - ter voorkoming van spraakverwarring - het eerste cijfer te reserveren voor jaarinflatie en om aan het tweede cijfer een andere naam te geven (b.v. einde-jaarinflatie), dan wel duidelijk te omschrijven wat men bedoelt.’