XXXVII
Waarom mogen de koersen niet omlaag?
Als burger van dit land is het mij nog steeds niet duidelijk waarom de koersen, de verhoudingen tussen de Surinaamse gulden aan de ene kant en de Nederlandse gulden en Amerikaanse dollar, niet omlaag mogen. Het was de vakbondsleider Fred Derby geweest die ik het het eerst voor het bedrijfsleven hoorde opnemen, toen hij zei, dat de verhouding van de Surinaamse gulden tot de Amerikaanse dollar niet lager dan 400: 1 mocht zijn, omdat anders het bedrijfsleven in problemen zou komen. Hierna heeft minister Kalloe dit argument in het openbaar overgenomen. Het bedrijfsleven heb ik in deze nog niet voor zichzelf horen spreken - dat kan aan mij liggen -, maar misschien was het reeds voldoende dat bovengenoemde personen dat voor hen deden.
Wat ik me verder herinner is, dat het Assembléelid Kruisland in een openbare vergadering van ons parlement niet zo lang geleden dezelfde vraag stelde. Het antwoord heb ik nog niet goed gehoord. Hierdoor is bij mij de indruk blijven bestaan dat de koersen kunstmatig en opzettelijk hoog gehouden worden op 402 Surinaamse gulden voor een Amerikaanse dollar en 252 voor een Nederlandse gulden om bepaalde delen van het bedrijfsleven te bevoordelen en de heer Derby als vakbondsman niet een hoop extra werk te bezorgen, gezien de C.A.O.'s die intussen gesloten zijn, waarbij gemakshalve vergeten wordt, dat de werkende klasse nog lang niet terug heeft gekregen wat zij in de afgelopen vijftien jaar en langer heeft moeten inleveren. Vele werkers zullen dat ook nooit meer terugkrijgen, omdat ze intussen bezweken en heengegaan zijn; raadpleegt u hiervoor de overlijdensberichten.
Met de koersen is het precies zo toegegaan als met de prijzen van goederen in de winkels. Eerst schoten ze jarenlang met duizenden procenten omhoog - nooit gingen ze omlaag wanneer tussentijds de koersen even daalden -, toen pakte de handel ons - althans zij die zich lieten pakken - met schreeuwerige reclames om slechts 25 procent korting. Als Surinamer blijft het een vernedering telkens zoveel Surinaamse papieren neer te moeten tellen voor een Amerikaanse dollar of een Nederlandse gulden, temeer daar we een tijd hebben gekend, waarin je met ongeveer vijftig cent reeds een Nederlandse gulden kon kopen. Door deze hoge koersen wordt ons gevoel van eigen waarde geweld aangedaan, vind ik, omdat bovengenoemde landen zich net als vroeger nog verrijken mede dankzij o.a. ons bauxiet.
Hetzelfde bauxiet dat hier sinds 1916 voor een appel en een ei wordt weggedragen.
Eerder als ingezonden stuk verschenen in ‘de Ware Tijd’ van 11 januari 1996 en in de ‘Weekkrant Suriname’ (Nederland), d.d. 18 januari 1996.
De aanhef en ondertekening, door dezelfde schrijver van dit boek, zijn hier weggelaten.