Met ons allen van het dwaalspoor af!
(2005)–Alphons Levens–
[pagina 76]
| |
XXIX
| |
[pagina 77]
| |
Mijn gedachten gaan dan ook uit naar de sociale wetenschappers die een nieuw modebegrip in ons taalgebruik hebben geïntroduceerd: ‘De menselijke hulpbron.’ ‘Hulpbron voor wie?!’ roep ik meteen door de kamer, als ik dat op de t.v. hoor. Volgens mij is een mens een mens. Niet minder. Een mens kan geen hulpbron zijn ten behoeve van... Van een hoger ontwikkeld wezen op een andere planeet soms? De wetenschappers die dit begrip hebben bedacht identificeren zich met dat deel van de mensheid dat de meerderheid exploiteert. Ook zij zien de mens niet als Mens, maar kijken naar hem als een industrieel naar een stuk erts. ‘Wat kan ik uit hem halen?’, is de vraag die ze bezighoudt. Daaruit vloeit onvermijdelijk de uiteindelijke retorische vraag voort: ‘Wat valt er nog uit hem te halen...’ Het jammerlijke in deze is, dat nu ook enkele vakbondsleiders zich schamen om nog van ‘arbeiders’ en ‘de werkende klasse’ te spreken en dit neologisme klakkeloos hebben overgenomen. Neen, een mens heeft recht om Mens te zijn en de jeugd om gezond, gelukkig en jeugdig te mogen zijn, d.w.z. het jeugd-zijn-op-zich primair jeugdig te mogen ervaren en niet slechts als voorbereiding op het volwassendom met al zijn onafgemaakte besognes die sommigen voor haar willen achterlaten ook nog. Het kind moet plezier mogen beleven in het-voetballen-zelf en dient niet voortdurend eraan herinnerd te worden, dat men hem nodig heeft in De Hoofdklasse en dat hij een Ruud Gullit moet willen worden. Als alle condities gunstig aanwezig zijn komt dat onder bekwame leiding, degelijke begeleiding en het correcte voorbeeld van volwassenen vanzelf wel! Dat kan als zij goed gevoed is, adequaat gehuisvest, ruime ontplooiingsmogelijkheden heeft thuis, op school, in de sport, in de dans, de muziek- en overige kunstbeoefening; als zij regelmatig de bibliotheek kan bezoeken... Een kind moet zich alzijdig kunnen ontplooien en ontwikkelen. De specialisaties naar vrije keuze volgen daarna, als het kind inderdaad de vele keuzemogelijkheden heeft ervaren. Een tijdje had ik ook gedacht en er zelfs over geschreven, dat onze jonge lange-afstandslopers veel sneller zouden kunnen en moeten gaan. Maar als ik nu bedenk dat wit brood al buiten bereik is van velen, laat staan volkorenbrood, witte rijst ook, laat staan zilvervliesrijst, om niet te spreken van melk, vis, vlees, eieren, groenten, fruit en... de trimschoenen, dan ben ik wat realistisch. Waarom zeggen we bijvoorbeeld niet alvast gewoon: ‘De jeugd van nu, is ook het volk van vandaag?’ Ik wens iedereen een beter jaar dan 1994 toe.
22 december 1994. | |
[pagina 78]
| |
Het voorgaande stuk is eerder gepubliceerd in ‘de Ware Tijd’ van donderdag 5 januari 1995. Leest u ook uit de dichtbundel ‘Mogelijk’ van de hand van dezelfde schrijver o.a. de gedichten: ‘Grondstoffen’, ‘Faktor of Mens’ en ‘Drie volle bakken’ en uit de dichtbundel ‘Wee het volk dat niet meer denkt!’: ‘Nog steeds geen Mens’ en ‘Maatschappelijk middenveld’. |
|