XXI
Een voorbeeld van offervaardigheid geven
Nu de president geconstateerd heeft dat het volk van Suriname niet massaal de straat is opgegaan ondanks het feit dat het armoede lijdt, past het dat de regering op tijd een gebaar terug doet.
Momenteel telt het kabinet vijf ministers minder en wordt op deze ministeries waargenomen door zittende collega's. Volgens mij kan dit zo blijven in die zin dat de regering uit bezuinigingsoverwegingen zichzelf afslankt met vier ministeries en serieus bekijkt welke ministeries samengevoegd kunnen worden, welke afdelingen bij welke ministeries samengevoegd kunnen worden, welke afdelingen bij welke ministeries met een zittende minister gevoegd kunnen worden en welke afdelingen opgedoekt kunnen worden. Dit ervan uitgaande dat de regering heeft gezegd tot 1996 aan te willen blijven, er echter niet automatisch van uitgaande dat de nog zittende ministers per sé de aangewezen personen moeten zijn om de nieuwe ministeries te bemannen. In ieder geval kan nu één probleem alvast wegvallen: het zoeken naar vijf nieuwe ministers.
Tijdens de lange regeringsformatie na de laatstgehouden verkiezingen heeft bij de invulling van ministersposten de kwestie gespeeld van alle partijen in de regeringscombinatie zoveel mogelijk tevreden stellen op grond van de verkiezingsuitslag. Nu elke partij minstens één minister heeft opgeofferd tijdens de evaluatie van het regeringsbeleid, heeft wan ogri wan bun gebracht, hoop ik. De president en de regering hebben thans de gelegenheid in de schoot geworpen gekregen (of zelf geschapen) om het volk van Suriname en de wereld te tonen dat het haar menens is met de bezuinigingsvoornemens. Suriname heeft een bevolking van nog niet de helft van de stad Amsterdam of een dorp in India of China, maar in de meest afgelegen doodlopende steegjes in stad en district kom je opeens een gebouw tegen met een van die lange rechthoekige naamborden die de mooiste voorgevels kunnen ontsieren: ‘Ministerie Zus, afdeling Zo.’ In sommige van die gebouwen heb ik nog nooit maar eens een kip op stok gezien. Maar ze zijn nodig om de status van een ministerie kunstmatig op te houden. Ze kosten ons belastingbetalers wel geld.
Terecht stelt de vakcentrale C-47, met wie ik het niet altijd eens ben, in deze krantGa naar eindnoot* van 12 oktober j.l.: ‘Het zal nooit zo mogen zijn dat de regering en de regerende partijen zich na de moeilijk opgebrachte, doch correcte houding van de werkende klasse (...) oppermachtig gaan wanen, arrogant en machtsdronken worden.’ President Venetiaan heeft volgens mij begrepen, dat het (nog) niet massaal (tien- tot twintigduizend mensen) de straat op gaan van het volk niet automatisch betekent dat het volk het eens is met het regeringsbeleid. Hij stelde, dat het volk niet achter de vlaggen van de