XX
Een belangrijke boodschap
Meneer de redacteur,
Als niet-E.B.G.er was ik zeer geporteerd voor de kanselboodschap zoals zij op de frontpagina van uw krant van maandag 4 oktober 1993 stond. Met name de volgende passages spraken mij bijzonder aan:
-- ‘...dat geen enkele groep die zich laat leiden door de wil een gezonde ontwikkeling van land en volk te bewerkstelligen, doch de drang naar macht om te heersen en het verlangen om de eigen positie veilig te stellen voorop stelt, in staat zal zijn ons uit de problemen te helpen;’
-- ‘De regering roept ze op om alle kritiek uit de samenleving in alle openheid van geest te toetsen en het positieve daaruit ter harte te nemen;’
-- ‘Een ieder roept ze op waakzaam te zijn en te blijven;’
-- ‘De wijze van samenleving spruit voort uit de standenmaatschappij uit de slaven- en migrantenperiode gekenmerkt door het streven om bij de bazen te horen en anderen als knechten te zien en niet primair als gelijken;’
-- ‘...dat wij met onze visie op mens en samenleving en de strevingen die daarmee gepaard gaan fundamenteel fout zitten;’
-- ‘LiberalisatieGa naar eindnoot* mag er nooit toe leiden dat de samenleving in een jungle veranderd wordt, waar het recht van de sterkste geldt en waar slechts de meest vitalen een kans van overleving hebben;’
-- ‘Niemand lijkt echter bereid de fout bij zichzelf te zoeken en wijst steeds een ander als boosdoener aan. Dit is een niet juiste houding, omdat het een beletsel vormt om te komen tot inkeer en zelfonderzoek, die aan de basis liggen van en de voorwaarden zijn om te komen tot herstel;’
-- ‘...Daarnaast constateerden wij reeds een mentaliteit die slechts gericht is op het eigen- of groepsbelang en die de medemens slechts ziet als middel tot het bereiken van eigen doelen.’Ga naar eindnoot**
Tenslotte kan ik me verenigen met de oproep aan het slot van bovengenoemde kanselboodschap, op pagina 2 van uw krant.
Echter hoop ik dat de geestelijke leiders in ons land in de toekomst meer naam en toenaam zullen noemen, want ik zie maar al te vaak mensen, zelfs op de voorste rijen, braaf mee zitten luisteren en ik hoor ze denken: ‘Hij bedoelt niet mij, maar hem of haar naast mij.’ Of erger nog: ‘Acher mij.’
Ze blijven gewoon mooi weer spelen tot in de kerk. De ruimte die ze daartoe gelaten wordt, is nog groot.
Met dank voor publicatie,
Hoogachtend,
Alphons Levens,