Met ons allen van het dwaalspoor af!
(2005)–Alphons Levens–
[pagina 21]
| |
III
| |
[pagina 22]
| |
zei meester Chin A Pauw lakoniek. Dat waren de eerste en enige woorden die hij hierover uitte. Thuis aangekomen vertelde ik de hele affaire aan mijn vader die op een andere school, in Meerzorg, waar wij ook woonden, onderwijzer was. Ik vroeg hem wat er de volgende dag met mij kon gebeuren, want ik had immers nog geen straf gekregen. Maar hij was even zuinig met woorden en antwoordde slechts: ‘Niets!’ ‘Niets, pa?’ ‘Nee, niets!’ ‘Waarom niets?’, vroeg ik. ‘Jouw meester heeft natuurlijk de hele week jullie bewegingen gevolgd.’ Dat was voor mij een raadsel, want we zaten op de laatste bank in een volle klas van om en bij de veertig leerlingen. Maar in het leven kunnen vaak onze wegen scheiden. Ik heb een negental jaren in het buitenland gezeten en hij misschien ook, dat weet ik niet, maar na mijn dertigste zag ik hem voor het eerst weer. Hij reed in een gele kever over de Zwartenhovenbrugstraat. Ik wuifde naar hem en hij wuifde lachend terug; wist hij wel wie hij groette...? Daarna heb ik hem nog een drietal keren op dezelfde wijze ontmoet, totdat ik hem in de winkel op de hoek van de Wanica- en Keizerstraat, waar men fietsonderdelen verkoopt, tegen het lijf liep. Hij groette me bij mijn voornaam. Ik was verbaasd. ‘Normaal onthouden leerlingen hun onderwijzers,’ zei ik, ‘ik wist niet dat na zoveel jaren het omgekeerde ook mogelijk was.’ En hij lachte slechts: ‘Sommige leerlingen vergeet je nooit.’ Toen ik vanmorgen in de lerarenbus op weg naar mijn school in Ellen zijn foto zag, 61 jaar- Henk was zijn voornaam geweest, weet ik nu pas -, vond ik het jammer dat ik niet mocht zeggen: ‘En u heeft niet eens kunnen genieten van uw pensioen,’ omdat ik wéét, dat hij het nu beter heeft.
23 november 1994. Eerder als ingezonden stuk verschenen in ‘de Ware Tijd’ van 28 november 1994. |
|