‘Oôô, na yu, nò?’ Een andere jongen, drie computers verderop, had hij betrapt op in zijn vuistje lachen.
‘Wakti, y'o dede tu!’, riep de eerste naar hem. De andere jongens hadden toen ook even opgekeken en gezien naar wie de eerste had gekeken. Ze richtten zich ook kort tot de tweede: ‘Oôô, na yu, nò!’
‘Wakti. Tek' dya!’ riep een derde.
Dat betekende, dat hij nu raak dacht te schieten.
‘Luk' bun! Dis' na wan sniper,’ riep een vierde.
‘Na wan snesi!’, riep de eerste weer.
Maar terwijl de jongens zo bezig waren elkaar dood te schieten, zaten de meisjes, soms met z'n tweeën of drieën rond een computer te studeren. Zij zochten informatie voor hun vakken geschiedenis, aardrijkskunde of biologie. Zij schenen zich niet te storen aan het lawaai dat de jongens maakten.
Drie computers slechts waren nog vrij. Servin koos er één uit tussen twee groepen meisjes in. Het kon hem niet schelen of de andere jongens hem ‘meid’ of ‘meisje’ zouden noemen. Zijn moeder had hem bij vertrek toegeroepen: ‘Je gaat mijn duur verdiende centen toch niet verspillen aan gamen?’
‘Nee, natuurlijk niet, ma,’ had Servin teruggeroepen, ‘zo dom ben ik niet. Ik help toch zelf die centen verdienen?’
‘Dat is zo, mi boi,’ had zijn moeder gezegd, ‘ik ben trots op je.’
Hij had zich voorgenomen naar meer informatie over presidenten in de wereld te zoeken. In de kranten had hij wel artikelen gelezen onder veelzeggende koppen als: ‘Recordaantal veroordelingen in Argentinië.’ Over bijvoorbeeld de dictator Rafael Videla die tot levenslange gevangenisstraf werd veroordeeld wegens schending van mensenrechten tijdens de militaire dictatuur tussen 1976 en 1983. Maar volgens de krant worden nog 1.600 mensen hiervoor vervolgd.
Hierover wilde Servin meer weten. Hij had namelijk ge-