Mengelpoezy. Deel 2(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 371] [p. 371] Op de dood van den heere Dirk Pluimer. Aan zyne moeder. Zo heeft de Dood uw Zoon, uw Liefde, uw Welbehaagen Rechtschapen inborst niet ontziende, in 't best der jeugd, Gevelt, ondanks uw bede en bittere ongeneugt, Gelyk een boom, die door den wind word neêrgeslaagen. Had niet zyn leevenszon, zo heerlyk in het daagen, Door een vergiften damp gekwynd; zyn heldendeugd, Van wiens beproefde trouw 's Lands waterfaam noch heugt, Zou thans geen Lykcipres, maar krygslauwrieren draagen. Neem in uw lot geduld, en maatig uw geween. Laat Niobé, door druk verkeerd in marmersteen, Om 't missen van haar kroost, in wanhoop gaan verlooren: Gy, van een hooger licht bestraald, weet dat uw Zoon, Dien gy hier baarde in smart, opvoer naar 's Hemels troon, Daar hy in volle vreugd onsterflyk is herbooren. Vorige Volgende