Mengelpoezy. Deel 2(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 319] [p. 319] Op de dood van mevrouwe Geertruid Vermeul Blaeu, weduwe van den voorgemelden groot achtbaaren heere. Zo legt gy dan ter neêr, en onder 's doods geweld O Geertruid! die hem vaak uitdaagde in 't open veld, Maar naauwelyks, helaas! hebt gy den stryd begonnen, Of hy verwint uw hart als gy hem had verwonnen. Nu rust gy eind'lyk dan van doorgestreên verdriet, Mevrouw, daar gy in vreê de zoetste vreugd geniet En vruchten van uw deugd, die met haar schoone straalen Onsterflyk lichten zal. Gy moogt ten graave daalen; Maar zy blyft eeuwig als het waardigste sieraad Van 't aardryk, daar uw roem zo klaar te leezen staat: 't Zy gy de Waereld en haar ydelheid met voeten Vertreed, of 't bitter leed der rampspoed kunt vezoeten, [pagina 320] [p. 320] Met een standvastigheid die alle kwaalen tart; Wanneer gy zonder pyn geneest de zwaarste smart, En 't wankelend geval geduldig kunt verdraagen. Als u de ondankbaarheid sloeg de allerfelste slaagen, Dan stont gy pal, en nooit van raad en troost ontbloot, En volgde 't spoor van uw doorluchten Echtgenoot, Die, als hy van de nyd wierd onverdiend vertreeden, Het Staatsgezagh, dat hy onkreukbaar steeds bekleedde, Kloekmoedig, aflei en met taai geduld en vreugd, Den laster duldde, als 't loon van zyne trouwe deugd Gy leeft met hem, Mevrouw, daar heerelyker kroonen Van onverwelkb'ren lof uw glans volmaakt vertoonen. Nu rust, nu triomfeert ge; en uw Godvruchtigheid, Die zelfs in 's hemels zaal een zoete geur verspreid, Verwon al 's Waerelds lust: het sterven was uw leeven; Terwyl uw zuiv're ziel wierd om haar deugd verheeven. MDCLXXVII. Vorige Volgende