Mengelpoezy. Deel 2(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 310] [p. 310] Op het huwelyk van den heere Gerrit Wessens, en mejuffrouwe Johanna Tarwe. Gezeligheid, die, als de Zon vol blyde straalen, De treurige eenzaamheid verdryft, en al wat leeft Verkwikkende, Natuur een vrolyk wezen geeft, Kwam van den Hemel, met de Liefde, op 't Aardryk daalen. Dit wist Heer Wessens zo verstandig af te maalen Aan Tarwe, uit wie zyn liefde en leeven voedsel heeft, Dat zy, zo wys als schoon, zyn wensch niet wederstreeft, Maar hem, verwonnen van zyn trouw, laat zegepraalen. O nooitvolpreezen Twee! smaakt al het heilryk zoet Der meêgenoodschap, in zo groot een overvloed, Als ooit verëenigd paar kreeg van Gods welbehaagen. Dus zy uw Echt, op deugd gegrond, een spieg'lend licht, Daar gy ten tweedemaal de Liefde een tempel sticht, Waar in ge, als Baucis en Filemon, slyt uw dagen. Verëend den XXIIIden van Lentemaand, MDCCX. Vorige Volgende