Mengelpoezy. Deel 2(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 300] [p. 300] Op het huwelyk van den heere David Matheus de Neufville, en jongkvrouwe Jacoba van Gelder. Nooit heeft de Liefde zo volmaakt gezegepraalt Als in Heer David, om zyn gaaven hoog gepreezen, Daar zyne Minnezon is heerlyk opgereezen, Al tevens van haar glans en van 't geluk bestraald. Hoe mild, hoe ruim word zyn verliefde zorg betaalt, Nu hy de bloesem van Jacobaas vriendlyk wezen, De lenteroozen van haar lieven mond mag leezen, En weiden in een beemd van wellust onbepaald. Bekoorlyk Paar, de Mei poogt in uw vreugd te deelen: Zy viert uw Huwlyksfeest met duizend orgelkeelen Van Nachtegaalen, die zich zengen aan uw vlam. Dione siert uw Echt met mirthe- en roozekranssen, Daar Hymen uwe min, by 't licht der bruiloftsglanssen, Voorspelt den wasdom van uw gloryryken Stam. Verëend den XVIIIen van Grasmaand, MDCCVIII. Vorige Volgende