Mengelpoezy. Deel 2(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 299] [p. 299] Op het huwelyk van den heere Gerrit Fortgens, en jongkvrouwe Anna Gryspeert. De Min, ô Fortgens! bragt gelukkig u aan 't Spaaren, Om eene Bruid, zo schoon van zeden als gelaat, Die, als een Morgenzon, in 's leevens dageraad, Verwond'ring en ontzagh, waar dat zy blinkt, kan baaren. Uw Annaas hemelglans komt vriend'lyk op te klaaren De nevels, die u min deed kwynen buiten raad, Daar op uw eed'le deugd en trouw haar liefde staat Gegrondvest, om met u onscheidelyk te paaren. 't Juicht alles om uw Echt: 't Y vloeit met lossen toom, En mengt zyn blydschap met uw Bruids Geboortestroom, Wiens Veldpoëet uw lof zingt op vergoode toonen. Bekoorlyk Paar, elk wacht uit uw geächte vlam, Tot roem van Haarlem, tot geluk van Amsteldam, Bestraald van 's Hemels gunst, een reeks van braave Zoonen. Verëend den XXXsten van Wynmaand, MDCCVII. Vorige Volgende