Mengelpoezy. Deel 2(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 291] [p. 291] Ter bruilofte van den heere Abraham van Heule, en jongkvrouwe Emilia Perling. Wie zag de Liefde ooit met meer glory zegepraalen, Nu zuiv're Perling, vol van glans, den dauw en 't zoet Van haare morgenjeugd u schenkt, en streelt uw gloed, O Bruigom! daar gy leeft door 't licht van haare straalen? Zo heelde Aurora meê haar Tithons minnekwaalen: Zo plag Vrouw Venus, die het vuur der liefde voed, In blinkend Paerlemoer geteeld op Nereus vloed, Haar schoone Adonis blyde en vriendelyk te onthaalen. O Bruid, zo ryk van geest, zo schoon als heusch van aart, Heul met uw Minnaar, Heul: hy is uw liefde waard; Hy, om zyn yver, deugd en trouw alom gepreezen. Ten braave Telgen voor het wederzyds Geslacht, Waar in van Heule leeven; en Perling, hoog geächt Om zyne Feniksveêr, steeds mag gelukkig wezen. Verëend den XVIIIden van Oogstmaand, MDCCVII. Vorige Volgende