Mengelpoezy. Deel 2(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 290] [p. 290] Ter bruilofte van den heere Andries Dorp, en mejuffrouwe Adriana Styvers. De Min kan in een Dorp zo gloryryk regreeren Als in een Stad; dies houd zy haardstede en altaar In 't hart van Dorp, die zyn geluk thans word gewaar, Nu alles toevloeit naar zyn wenschen en begeeren. De fiere Styvers, die geen Dorp scheen te waardeeren, Ziet nu de waarde en deugd daar van heel zonnekaar; Terwyl de Liefde hen verëenigd met elkaêr, En alles, aan den rei, hen speelt en zingt ter eeren. Waar was ooit braaver Dorp, waar aan dat vrouw Natuur Schonk zo veel gaaven, en de Min, ter goeder uur, Een schoone Maagd, om haar verstand en deugd gepreezen? Ga, Bruidegom, reeds van verlangen afgemat: Kweek en vergroot uw Stam: zo word een Dorp een Stad, Waar in Gods gunst, Gods heil u tot een muur zal wezen. Vereend den XIden van Oogstmaand, MDCCVII. Vorige Volgende