Mengelpoezy. Deel 2(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 269] [p. 269] Op het huwelyk van den heere Arnold van Oud, en jongkvrouwe Geertruid Haak. Nu ziet ge uw min, van Oud, in top van glory zweeven, Op vlerken van uw trouw, standvastigheid en deugd, Daar gy den morgendaauw kust van uwGeertruids jeugd, En in haar schoonheid vind een tweede ziel en leeven. Uw minnekeur zo wys, uw echt zo hoog verheven, Baart aan den Amstel, uw geboortestroom, veel vreugd. 't Y rolt in Zuiderzee, om dit geluk verheugd, Met myne Zangnimf naar Enkhuizen heen gedreeven. De Min blaakt bosch en wei, ja ook het barre strand; Terwyl Neptuin, in 't nat, om Amphitrite brand. Vrouw Venus wierd uit zee, uw Bruid aan zee gebooren. De Hemel zegene zo schoon een huwlyksvlam, Waar door van Ouds Geslacht, en Haaks doorluchte Stam Mag eindloos leeven, en geen Nyd hun glory smooren. Verëend te Enkhuizen den Isten van Zomermaand, MDCCVI. Vorige Volgende