Mengelpoezy. Deel 2(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 252] [p. 252] Ter bruilofte van den heere Pieter van de Poel, sekretaris van den Levantschen Handel; en mejuffrouwe Margareta de Conjoncle. De Liefde, in 't Paradys, al 't menschdom aangepreezen, Blaakt uwe borst, zo vol groot moedigheid en deugd: Gy ziet uw Bruiloftslicht, dat daalde in ongeneugt, Begaafde Bruidegom, voor uw gezicht verreezen. Een nieuwe Huwlykzon straalt, door haar vriendlyk wezen En vrolyke oogen, die een onvergangb're jeugd Verkreegen van Natuur in uwe ziel, met vreugd, Daar ge, in haar min gerust, de Nyd niet hoeft te vreezen. Gy vind in Margareete uit duizend eene vrouw, Die voor geen Saraas noch Abigels zwicht in trouw, Noch vroome Dorkas, in weldaadigheid te pleegen. Zo wys een Bedgenoot, daar u Gods gunst meê paart, Heer van den Poel, is uw oprechte liefde waard. Zo zy ze uw Huis, en gy het haare tot veel zegen. Getrouwd den XXIXsten van Bloeimaand, MDCCIV. Vorige Volgende