Mengelpoezy. Deel 2(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 110] [p. 110] Op het huwelyk van den heere Hendrik de Roo, en mejuffrouwe Joanna Katharina Arcq. Myn Zangheldin, verheugd om uw gelukkig paaren, Groet, ô De Roo! van ver u met uw Gezellin, Wiens onbesproken deugd verwon uw hart en zin, Daar niets uw gaaven, noch haar glans kan evenaaren. De Koopfortuin mag u doen zwerven door de baaren, En kroonen met geluk; maar echter 't is de Min Die al uw hoop voert ter gewenschter haven in, En zulk een schoonen Schat voor u alleen kwam spaaren. Nu smaakt ge, aankweekende haar' en uw kuischen brand, In haar genootschap, weêr het zoet van 't Vaderland, Daar ze u, van handelzorg vermoeid, verkwikt by poozen. Zo vind ge uw eigene dan op een vreemde kust. Uw Echt zy steeds op Aard een Hemel vol van lust, En, zonder doorenen, een bed van zachte roozen. MDCXCIII. Vorige Volgende