Mengelpoezy. Deel 2
(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij
[pagina 72]
| |
Zang.Word Johanna, teêr van leden,
In het bloeijen van haar jeugd,
Zo vol schoonheid, geest, als deugd,
En beminnelyke zeden,
Reeds gedwongen onder 't jok,
En gebonden aan een Block?
Moet zy meê haar vryheid derven.
En zo vroeg den schoonen gloed,
't Lelymelk en 't roozebloed
Op haar kaakjes zien besterven,
Steeds gedrukt in slaaverny,
Eeuwig vast, en nimmer vry?
| |
[pagina 73]
| |
Zal die morgenzon in 't daagen,
Nu zy met het flonk'rend licht
Van haar vriendelyk gezicht
Alle harten kan behaagen,
Vleijende met zoete hoop,
Dus gestuit zyn in haar loop?
Zal zy dan de maagdereijen,
Met haar zang die alles streelt,
En by beurten kwetst en heelt,
Nimmermeer ten dans geleijen?
Zal het huwelyksgareel
Smooren 't orgel van haar keel?
Mag men haar dan niet beklaagen,
Daar ze een Block aan 't been moet draagen?
| |
Tegenzang.Neen! ô neen! zy is gebonden
Aan een Block, dat over al
Haar gedienstig wezen zal;
Buigzaam door zyn minnewonden,
Van een eed'ler aart en stof;
Aller Blokken eer en lof.
| |
[pagina 74]
| |
Block die, om haar te bekooren,
Last noch arbeid schat te duur,
Zich opoff'rende aan het vuur
Uit haar lieven glans gebooren,
Daar zyn min, gelyk het goud,
Fyn gelouterd, proef behoud.
Block, alleenig waard te leezen,
De eed'le bloemen, schoon van kleur,
Van schakeersel, glans en geur,
Uit Johannaas vriend'lyk wezen,
En het aangenaame groen
Van haar leevens lentsaizoen.
Block! die haar getrouw zal strekken,
Door een liefde zonder maat,
Een gezegend toeverlaat,
En haar 't zoet geheim ontdekken
Van 't geheiligd huw'lykslot,
Door het minnelyk genot,
Streevende alle heil te boven;
Wie zou haar geluk niet looven?
| |
[pagina 75]
| |
Slotzang.Zegent, zegent dan den stond,
Die u beiden heeft gewond,
O gelukkigste aller menschen!
Na lang hoopen, na lang wenschen,
Ziet gy al uw leed verzacht;
En uw blyden bruiloftsnacht;
Schoonen nacht, welke u de weelden,
Die ge u mogt al lang verbeelden,
In een paradyslucht brengt,
Daar ze uw zielen smelt en mengt
Onder een! Ai zie ze daalen
Met veel aangenaamer straalen
Voor uw liefde, als ooit de zon
Op den middag blinken kon!
Nacht, die een maakt van u beiden,
En u gunstig zal geleiden
Daar ge in eindelooze lust
Van uw minnezorgen rust.
Eeuwig moet u die gebeuren,
Van geen haat noch nyd te steuren,
Buiten tegenspoed en druk,
In een onbepaald geluk,
Zingende steeds bruiloftstoonen.
Zo moet God uw huwlyk kroonen.
Den XXIIIsten van Lentemaand, MDCLXXXVIII. |
|