Daar duizenden van minnegoôn
Den zoeten wederklank van geeven.
De Zangberg is met u verheugd,
En slaat de maat van uwe vreugd.
Apollo zelve stelt zyn snaaren,
Nu hy zyn voedsterlingen ziet
Verëenigd, om het Bruiloftslied
Te zingen op uw vrolyk paaren.
De blanke Merwe beurt het hoofd
Ten stroom uit, nu het schel geschater
Van 't aangenaam muzyk het water
Beroert, en alle klanken dooft,
By 't licht van uwe bruiloftsglanssen;
Zy luistert, en haar Nimphen danssen.
Lieft, leeft tot glory van uw stam:
De min geneeze u die u griefde:
Blaakt, bloeit en bluscht het vuur der liefde:
Teelt Pheniksen uit uwe vlam,
Roemwaarde Kunst- en Mingenooten,
Die meê, die meê ten reyë gaan,
En op uw spoor de dichtmaat slaan,
Daar gy, en zy uw naam vergrooten.
Zo zing men lang, eeuw uit eeuw in,
Hoogstratens en van Nispens min.
Te Dordregt, den XXVIIIsten van Lentemaand, MDCLXXXV.