Mengelpoezy. Deel 2(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 32] [p. 32] Op het huwelyk van den heere Simon van der Cruyssen, en mejuffrouwe Susanne Snoek. Vander Cruyssen, lang beneepen, Lang bekommerd; wyl zyn hart, Tuschen hoop en vrees, de smart Van de liefde na moest sleepen, Ziet in 't eind' zyn wensch volbragt, En Susanne in zyne magt. 't Snoekje, 't wit van zyn verlangen, 't Waar beeld van vriendlykheid, Daar de deugd haar glans in spreid, Dat eerst ving, is nu gevangen; Al haar zinnen zyn bekneld Van het aangenaam geweld. Kon zy langer wel verachten Al de smeekende gebeên, Met zo veel gedienstigheên, Als de trouwe Minnaar klagten [pagina 33] [p. 33] Van zyn lyden en verdriet, Reis op reis, haar hooren liet? Neen: zy laat de fierheid vaaren, En de liefde haalt zy in, Met een welvernoegden zin, In de lente van haar jaaren, Nu haar leevens dageraad Op het aangenaamste staat, En de glans der goude draaden Van haar hair en 't zacht albast Allerbest het paaren past: Nu die waardige sieraaden Van haar handen hals en mond Trotsen 't schoon der Morgenstond. Zou die Schoonheid zo verdooven, En die nooitvolprezen leên, Zonder in den Echt te treên? Zou de Tyd de bloesem rooven, Van zo kostelyk een hoop? En verslinden in zyn loop? Neen: al die bevalligheden, Die de minnelykste Maagd In 't aanminnig aanschyn draagt, Wil zy aan een Vriend besteeden, Die, door zyn beproefde trouw, Heeft verdient zo schoon een Vrouw. Al de roozen van haar kaaken, Geschakeert in 't lelywit, [pagina 34] [p. 34] Daar de zuiv're glans in zit Van Vrouw Venus, als ze aan 't blaaken, Haar sieraaden stelt ten toon, En belonkt haar Lief Adoon, Zyn, ô Simon! u geschonken; En het aangenaame licht, Van dat hemelsche gezicht, Schiet voor u alleen haar lonken, Dag op dag, met straal op straal; Onder 't vriendelyke onthaal, Zie nu uw geluk aan 't daagen, Bruigom, en uw Bruiloftsdag, Schooner als men immer zag, Uwe vreugde op 't voorhoofd draagen, Met een zegen in den mond, Voor uw Huwelyksverbond. Dat nooit ramp uw welvaart steure; Noch het twistvuur haat of nyd Uwe liefde schende of sluyt'; Maar dat ze eeuwig 't hoofd opbeure, In vernoegde rust en vreê, O bekoorelyke Twee! Den VIIIsten van Hooimaand, MDCLXXXI. Vorige Volgende