Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 364] [p. 364] De deugd en wysheid boven alles te roemen. Hoe zeer Natuur, in haar volmaaktheid, is te looven, Als zy een ligchaam schept, zo kloek als schoon van leest; Noch gaat een schoone ziel, begaafd met eedlen geest, Met oordeel en verstand, de schoonheid ver te boven. De Deugd en Wysheid, die, spyt 's waerelds tegenheden, Zyn onverganklyk, zien hoe 's ligchaams glans verkwynt, En, met haar luister, als een bloem op 't veld, verdwynt; Terwyl ze in Hemel en op Aard' zyn aangebeden. EINDE des EERSTEN DEELS. Vorige Volgende