Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 356] [p. 356] Aan mevrouwe Yda Hochepied Dispontyn; met myn tooneelpoëzy. Myn Zangeres, die uwe heusheid kent, Uw goedheid, deugd, verstand en eed'le zeden, Die zy in haar geheugen houd geprent; Komt op dien steun, van ver u tegen treeden: Zy bied haar Poëzy u need'rig aan, Vast hoopende, Mevrouw, na lang verlangen, Dat gy haar niet, hoe kleen ze is, zult versmaân, Maar met u gunst bestraalen en ontfangen. Wat eer geniet dan myn Tooneelgedicht, Zo gy 't somtyds vereert met uw gezicht! Den XIIden van Slachtmaand, MDCXCIII. Vorige Volgende