Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 310] [p. 310] Op den heere Rudolphus Steenbergen; toen zyn E. tot der beide rechten doktor was ingewyd. Zo klimt Steenbergen door zyn wyze weetenschap En eed'le deugden op geleerdheids hoogsten trap; Wiens ernstige yver, om het waardste te onderzoeken, Zoog, als een honigby, het merg uit alle boeken; En, zo doordringende van oordeel als gezicht Het diepst doorzoekende, 't verborgen voert in 't licht Om dus het noodigst met het nutte te verëenen: En, breekende onvermoeid door alle nevels heenen, Komt hy gelyk een zon te voorschyn, die den nacht Der duisterheên met haar vermoogend licht verkracht, En straalen schiet die elk alom eert met behaagen; Daar hy de onweetendheid ten strydperk uit kan jaagen, En Themis eert, die hem genegen bied de hand, En alle hoop bouwt op zyn uitgebreid verstand. Hoe juicht elk een hem toe, die hem ziet overwinnen Al wat bestryden durft zyn schrand'ren geest en zinnen! Met wat voorzichtigheid, zo onvermoeid als wys, Strykt hy in 't aangezicht van yder een den prys! De wakk're Themis kan haar vreugde niet bepaalen, Nu zy haar Voedsterkind zo schoon ziet zegepraalen: [pagina 311] [p. 311] Zy voert de blydschap in haare oogen klaar ten toon, En vlechtende voor hem een onverwelkb're kroon Van groenen lauwerier, versiert zy de edele hairen Des overwinnaars, die haar glory zal bewaaren, Het recht voorspreeken, en gerechtigheid met vlyt Ten troon verheffen, al haar haateren ten spyt. Gy, droeve Weduwen en Weezen, kunt verwachten 't Eind van uw loop, nu hy uw welvaart wil betrachten; U biedende zyn hulp in allerley geval, Daar zyn welspreekendheid uw recht bepleiten zal, Het nu van 't Vaderland handhaven, en verweeren Al wat zyn bystand ooit zal wenschen of begeeren; En, triomfeerende van allen nyd en haat, Eerlang verstrekken tot een pylaar van den Staat. 'k Zie Groeningen verkwikt met deeze hoop zyn harte: Het aanschyn held'rende in het midden van de smarte, Verschynt het juigchende in zyn staatsy hem te moet, Terwyl men hem alom met zegewenschen groet: Het ziet vernoegd hem tot een waardigheid verheeven, Die 's volks ontroerden geest op nieuw kan doen herleeven: 't Erkent met vreugd in hem een yv'raar voor 't gemeen, Die haast van trap tot trap zal ampt op ampt bekleên. Vorige Volgende