Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 240] [p. 240] Op het verjaaren van . . . . . . . . Wat onwaardeerb're glans verschynt voor myn gezicht, Die alle nevelen al tevens op komt klaaren? Bedrieg ik my? O neen! 't is 't wellekoome licht Van uw Geboortezon, vernieuwende uw verjaaren; Dit licht, dat uur, die dag welke op uw aanschyn straalt, Waar op de waereld u voor de eerstemaal zag leeven. Myn hart neemt deel in al uw blydschap onbepaald; Dat hart, waar in altoos uw vriendschap staat geschreeven; Terwyl myn dicht uw lof meê met een lover siert, En wenscht dat deeze dag, met vrolyk welbehaagen, Alom noch lang geroemd, geägt blyve en gevierd, Gelyk de wellekomste van vrolykste aller daagen, Daar gy verheugd verslyt, in een volmaakt geluk, Uw jaaren, maanden en uw daagen, vry van druk. Vorige Volgende