Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 212] [p. 212] Op het verjaaren van mejuffer Agnes Sassenraad. Zo zien we op een nieuw, ô Agnes! 't vrolyke uur, Waar op gy van Gods hand ontfingt het lieve leeven, En zo veel gaaven van de gunstige Natuur, Waar in gy yder een in roem verby kunt streeven. Zy schiep een schoone ziel in een volmaakte leest, En al wat magtig is om alles te bekooren. By schoonheid voegde zy een aangenaamen geest, En zegende den stond waar op gy wierd gebooren. 't Is dan geen wonder dat al 't aardryk zingt uw lof, Om, met my, deezen dag, waar 't moogelyk, te vieren. Maar uw bevalligheid hoeft geen geleende stof: Uw eige waardigheid kan u volmaakt versieren. 'k Staa dan verbaasd, en denk wat in uw vroege jeugd Meer uitmunt: uw verstand, uw schoonheid, of uw deugd? Vorige Volgende