Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] Op het verjaaren van den heere .... vander Heiden. Met welk een heerlyk licht ziet gy, op nieuw herbooren, O vander Heiden! 't uur dat u het leeven gaf! Kaarsgieters Tekenkunst maalt onberisplyk af Het eeuwig Noodbeschik van boven u beschooren. De Parken spinnen hier uw leevensdraad van goud, Om, blinkende als de Zon, verwondering te baaren, En ze eeuwig voor het woên der Tyden te bewaaren; Terwyl der goden Tolk haar 's Hemels wil ontvouwt; Hoe u Apollo zal tot Voedstervader strekken, Met Aganippe voên, en voeren u ten troon Des Zangsbergs, noemende u zyn welgebooren Zoon; En Pallas yv'ren om u met haar schild te dekken Voor 't woên des lasters, en het grimmen van den Nyd; Hoe Themis u eerlang zal kroonen met lauwrieren, Gy 't Recht der volkeren handhaaven en bestieren, Als de eer van uwen stam aan de eeuwigheid gewyd: Daar uw verstand en deugd de waereld zal behaagen; Uw Naam verheven staan zo hoog als uw Gedicht, Uw Wapenschild te pronk in uw Geboortelicht, En gy in 't eind met eer ter starren ingedraagen. Vorige Volgende