Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 154] [p. 154] Op het verjaaren van jongkvrouwe Constantia ..... Gy, die gelyk de Lent' zo jeugdig zyt en schoon, En met haar op een tyd der waereld wierd gebooren, Waar door gy yder kunt behaagen en bekooren; Verstrekt haar schoonheid, en zy de uwe tot een kroon. De Hemel, die in u zyn gaven stelt ten toon, Bestierende uw verstand, uw oogen, hart en ooren, Waar door gy 't goede kunt aanschouwen, doen en hooren, Vlecht van zyn zegen u op deezen dag een kroon. Uw zuiv're jeugd blinkt schoon in uwe zuiv're zeden: Zy strekken tot sieraad van uw bevalligheden, En baaren, waar gy zyt, verwondring en ontzagh. Kunt ge, ô Constantia! in d'uchtend van uw leeven, Reeds zulk een schoonen glans aan yders oogen geeven, Wat zult gy dan niet doen op 't midden van den dag. Verjaard den IVden van Grasmaand, MDCLXXXIV. Vorige Volgende