Mengelpoezy. Deel 1(1731)–Katharina Lescaille– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 140] [p. 140] Op het eerste verjaaren van jongkvrouwe Helena van Zon. Blonde Leentje zoete bekje, Die in 's aanschyns ommetrekje, In het tedere gelaat, Schooner als de dageraad, Geeft, met groote hoop, te leezen Hoe volmaakt uw glans zal wezen, Hoe beminnelyk, hoe groot, Als uw schoone Naamgenoot; Straalende uit uw lodd're lichtjes Duizend onweêrstaanb're schichtjes, Waar meê gy op eenen stond Lichtlyk duizend harten wond, Duizenden, met duizend pynen Laat om u volmaaktheid kwynen: Gaat het naar myn Profecy Op uw eerste Jaargety, [pagina 141] [p. 141] 'k Zie u vol aanvalligheden, Reeds van yder aangebeden; En een goddelyken geest In een welgemaakte leest, Daar de roozen op uw kaaken Onverwelkbaar bloeijen, blaaken: 'k Zie uw minnelyken mond Frisscher als den morgenstond; Hemelval en honig slippen Van uw lieve en lekk're lippen, En Vrouw Moeders hart verheugd Om uw gaaven, geest en deugd; Daar ze in u, van elk gepreezen, Ziet haar eigezelf verreezen, Haar verlooren jeugd bepaald, En met woeker ingehaald. Dan zal u myn Zangster groeten, En op hooger toon ontmoeten; En uw eerste leevenslicht Schooner blinken in myn Dicht. In Bloeimaand, MDCXC. Vorige Volgende