Van de Schelde tot de Weichsel. Deel 3: Friesland
(1882)–L. Leopold, Joh. A. Leopold– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| ||||||||
FrieslandGa naar voetnoot(1).De Friesche taalGa naar voetnoot(2). Aanwijzing der uitspraak voor zoover noodig.a voor l, n, s of t staande, luidt nagenoeg als de o in 't Holl. tol; b.v. alle, balke, man, kant, oppasse, kat. Ze is kort als in 't Holl. bak in ta, sa, ik ha, twakear; zoo ook of wel iets overhellende naar de a in 't Holl. hart luidt a in hja. Overigens heeft deze klinker denzelfden klank als in 't Hollandsch.
â is dezelfde klank als a voor l, n, s of t, doch langer aangehouden, b.v. wál,
ae is gelijk aan de Holl. aa, b.v. skaed, traepje. aei luidt als de aai, b.v. kaei, paeije au gewoonlijk als de Holl. ou, b.v. gau, lees: gou; doch als au in mjauwe, hy skau, it stau, saun, dat echter meest saon wordt uitgesproken. e heeft denzelfden klank als in 't Holl., b.v. brekke, keken. ee insgelijks, b.v. dreech, reed. é luidt als ee, b.v. sé, né, thé, ré. | ||||||||
[pagina 2]
| ||||||||
ê als e in 't Holl. wet, doch meer gerekt, b.v. bêd, mês; zoo ook in lêze, wêze, glêzen, enz. ea als ee in 't Holl. heer, b.v. gear, weak, peal, beam. eä als je, b.v. togeärre, peällen, beämke. eau. In dezen drieklank luidt ea als eu in 't Holl. geur, b.v. reau, kreauwe. i in lettergrepen gesloten door een of meer medeklinkers, als in 't Holl. b.v. lid, wille; doch door de meesten als u uitgesproken, wanneer ze door r met nog een anderen consonant gevolgd wordt, als in wird, Dirk, wirch, lees: wurd, Durk, wurch. Zoo ook vóór ts in litsen, spritsen, britsen, en in jister gister. - i luidt op het einde van de lettergreep als ie in 't Holl. die, b.v. dwile, sipel í heeft denzelfden klank, doch meer gerekt, b.v. bíbel, rîze. ie als de Holl. ie gevolgd door r in vier. In 't Friesch heeft ze dien klank ook vóór alle andere medeklinkers, b.v. in sied, piel, trien, skiep. ië als 't Holl. jie, doch kort of bijna als ji uitgesproken, b.v. bliërren, thriëdden, skiëpke, stiëntsje. ii luidt als ie in 't Holl. die, doch langer aangehouden, b.v. tiid, tsjiis, wiif. iuw als i-uw, doch meest aIs de doffe Friesche ou (zie beneden), voorafgegaan door j of liever een zeer kort uitgesproken i, b.v. skriuwe, ik bliuw. Bij velen wordt die ou tot een zuivere oe, zoodat men zegt skrioewe, ik blioew, weshalve de spelling skiûwe, ik bliûw ook voorkomt, doch alleen om het accent te vermijden minder gevolgd wordt. ji wordt als de ië uitgesproken, b.v. tsjinst, brjit, strjitte, uitgezonderd in tsjin en bigjinne, waar de i geheel eensluidend is met i in 't Holl. min, en zoo ook als de j aan 't begin der lettergreep staat, als forjitte, vergeten. o in opene lettergrepen als smoke, hope, en oo als in stookje, loom, luiden als de oo in 't Holl. hoog; bij velen echter, met uitzondering van slechts zeer weinige woorden, met een, hoewel flauw, mengsel van de a, waarom Halbertsma dien klank dan ook door oa voorstelde. Over 't algemeen spelt men evenwel zulke woorden met oo, ter onderscheiding van het meer heldere geluid, evenals door ons, door oa aangegeven. o in gesloten lettergrepen als o in 't Holl.; in enkele gevallen heeft die echter den doffen klank, als in 't Holl. op, in woorden, waar een Hollander haar helder als in top zou uitspreken. Zoo onderscheidt b.v. de Fries door de uitspraak kop (hoofd) met heldere en kop (drinkvat) met doffe o. Wij zullen bij den text daarop opmerkzaam maken, door haar in twijfelachtige gevallen als ö te schrijven. Voor b, g, m, n, x staande is o altijd dof. ô luidt als de o in 't Holl lot, doch meer gerekt, b.v. rôt, rôlje, formôgje; zoo ook in pôt, bôge, kôke, rôpen, enz., in welke woorden 't geluid bij velen echter zeer naar de oo in 't Holl. voor of naar onze oa overhelt, zoodat ze dan ook dikwerf als poat, boage, koake, roapen gespeld worden aangetroffen. oa als oo in 't Holl. voor, met een flauwen, voor een goed gehoor slechts merkbaren nagalm van a, b.v. loane, moarn. oä als o en a snel op elkander uitgesproken, of als oi in het Fransche noir, b.v. boärre, moärntiid. oe als 't Holl. oe, b.v. boeken, koekje. ôe als 't Holl. oe, doch zeer gerekt, b.v. kôeke, bôek, skôech. oë als oe-oe in éénen adem snel uitgesproken, of bijna als woe, b.v. skoën, goëzzefear, stoëllen, lees: skwoen, gwoezzefear, stwoellen. Dit is wel de meest karakteristieke en ook de meest algemeene uitspraak. Men hoort haar anders ook veel als een zeer korte oe, en zelfs, en wel voornamelijk in het zuiden der provincie, als u in 't Holl. dun, zoodat men dan zegt stullen, niet stwoellen. | ||||||||
[pagina 3]
| ||||||||
ou als de Hollandsche ou in: hout, goud, sjouwe, trou, grou, tou, rou, enz; doffer en als het midden houdende tusschen ou en oew in woorden die in 't Holl. met oe, u of ui gespeld worden, b.v. kou (koe), nou (nu), dou (duif), strou (struif), skouwe (schuiven); en zoo ook nog in dou (gij, mnl. du) en hou (ho!). Dit onderscheid tusschen de heldere en doffe ou is echter niet overal even merkbaar. Dof of bijna als oow luidt ou ook wanneer er eene n op volgt, als in houn, roun, groun, wy founen enz. en denzelfden klank heeft ook ow in jown gegeven. In deze woorden hoort men echter ook in sommige streken de oe, waarom men ze dan ook veel met û gespeld vindt, b.v. hûn, rûn, grûn enz. u klinkt als uu, b.v. ruter, tunen, doch meer gerekt als ze voor v of z staat, b.v. suver, bipluze; in de lettergreep, tusschen twee medeklinkers beklemd, evenals in 't Holl., b.v. hutte, bulte. ú klinkt als uu, doch kort, b.v. nút, klúnje. û wordt uitgesproken als 't Holl. oe, b.v. brûke, bûter; meer gerekt in lûd, hûs, rûze, enz. In woorden als skûrre, mûrre en dergelijke, waar de û voor rr staat, luidt deze als de oë (zie boven). ue klinkt als uu en wel lang, b.v. sluef ke, pluesje. y luidt als ie in 't Holl. die, b.v. bryk, fylje; in by, my, wy, hy, dy echter meest als ij. ch luidt als in 't Holl., doch zacht na een langen of gerekten klank, b.v. in rêch, nôch, weach, skôech, feech. f als in 't Holl., doch zacht na een langen of gerekten klank, b.v. sêft, hôf, stiif, rôef, sloof. l wordt niet uitgesproken wanneer ze tusschen â en d of tusschen â en t staat, b.v. âld, wrâld, hâlde, kâltsje. r is stom in wird, kerl, herne, oars, koärt en dergelijke woorden, waarin er een d, l, n, s of t op volgt. De voorafgaande klinker luidt dan echter alsof de r wel uitgesproken werd, b.v. in barte heeft a denzelfden klank als in 't Holl. hart. s is zacht wanneer een lange of gerekte klank voorafgaat, b.v. gaes, wês, oars, mûs; overigens scherp als in 't Holl. th luidt als de Holl. t; wij bezigen haar in die woorden, die in 't oud-Friesch dat letterteeken hadden en nu in verwante talen òf met th òf met d geschreven worden, als therm darm, thinke denken, Eng. to think; thankje danken, Eng. to thank; throch door, Hoogd. durch, Eng. through, thorough; thomme duim, Eng. thumb. Ze dient dus tot betere herkenning van het woord, wat vooral blijkt, wanneer we twee anders gelijkluidende woorden nevens elkaar stellen, als thin dun, Eng. thin, en tin tin, Eng. insgelijks tin. v wordt zacht, nagenoeg als de Holl. w uitgesproken, b.v. drave, ljeäver, lees: drawe, ljewwer. | ||||||||
Aanmerking.De klanken hier door eä, t, ië, ö, oë en ôe voorgesteld, vindt men in de geschriften voor Friezen geschreven, doorgaans ongeteekend, als ea, i, ie, oa en oe. In dit werk, dat inzonderheid voor vreemdelingen is bestemd, achten we dat echter bepaald noodig. Afwijkingen der uitspraak van de regels hier gegeven, zullen we bij den tekst nader aanwijzen. Voor hen, die ook verder met de Friesche literatuur wenschen kennis te maken, dient nog, dat men dikwijls zal vinden: of í voor onze y, b.v. in en ín voor yn.
| ||||||||
[pagina 4]
| ||||||||
|
|